Terug Gemeentelijke commissie ruimtelijke ordening

di 15/12/2020 - 19:00 Teams vergadering

  • Het verslag van de vorige vergadering wordt goedgekeurd.

  • Advies Provincie Limburg

    Op 29 juni 2020 stelde de gemeenteraad van Diepenbeek het ontwerp van gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) Diepenbeek voorlopig vast. Het openbaar onderzoek werd gestart op 1 augustus 2020 en loopt gedurende 90 dagen. De deputatie brengt, na raadpleging van de provinciale commissie voor ruimtelijke ordening, binnen honderdtwintig dagen na de begindatum van het openbaar onderzoek een advies uit over de overeenstemming van het ontwerp van gemeentelijk ruimtelijk structuurplan met het provinciaal ruimtelijk structuurplan. Wanneer de deputatie binnen deze termijn geen advies verleent (ten laatste op 28 november 2020), mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. 

    Het Ruimtelijk Structuurplan Provincie Limburg (RSPL) werd definitief vastgesteld bij provincieraadsbesluit van 18 september 2002 en goedgekeurd bij ministerieel besluit van 12 februari 2003. Dit goedkeuringsbesluit werd bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 26 februari 2003. Het RSPL is in werking getreden veertien dagen na de bekendmaking, dus op 12 maart 2003. Vanaf deze datum vormt het RSPL (naast het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen) het kader waaraan het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan zal getoetst worden wanneer het ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de deputatie.

    In dit advies geeft de provincie Limburg haar bemerkingen over bovenvermeld ontwerp-GRS Diepenbeek. Het ontwerp-GRS werd voorgelegd aan de Procoro en een aantal interne provinciale diensten. De ontvangen opmerkingen en bedenkingen van de afdeling Ruimtelijke planning, dienst landbouw en platteland, dienst Water, dienst Mobiliteit, het Provinciaal Natuurcentrum en het Provinciaal Centrum voor cultureel Erfgoed werden door de afdeling Ruimtelijke planning verwerkt en geïntegreerd in voorliggend advies.

     Ten opzichte van de plenaire vergaderingen zijn op basis van het advies verschillende inhoudelijke aanpassingen en aanvullingen gedaan, onder andere rond de watertoets en het watersysteem, duurzame mobiliteit, de passende beoordeling en de ruimtelijke veiligheidstoets. 

    De provincie heeft nog volgende bemerkingen over bovenvermeld ontwerp-GRS Diepenbeek: 

     Verenigbaarheid met het RSPL 

    In het GRS zijn er een aantal raakpunten met de planningsbevoegdheden van provinciaal niveau, zoals de taakstelling wonen, de selectie van secundaire wegen, bedrijventerreinen, etc. Het subsidiariteitsprincipe is in globaliteit gerespecteerd. De relatie ten aanzien van de provinciale bevoegdheidsaspecten moet op bepaalde plaatsen nog aangevuld worden, zoals hieronder specifiek bij de opmerkingen aangegeven. 

     Evaluatie van het huidige GRS (p.9 / 135)  

    De schrappingen, toevoegingen en wijzigingen moeten onderbouwd worden. Dit moet toegevoegd worden. Voornamelijk de schrapping van de bindende bepalingen moet verantwoord worden. Zijn de bepalingen dan uitgevoerd? Indien niet, hoe wordt hier nu mee omgegaan? Hoe wordt omgegaan met de selecties? (Worden deze opnieuw geselecteerd binnen het RD of zijn er specifieke RUP’s opgemaakt?) Mogelijke nieuwe bevindingen moeten zeker duidelijk worden binnen hst 3 “Bijzondere aandachtspunten voor het beleid” p.135.  

    Er wordt reeds in hoofdstuk 1 gemotiveerd waarom de gemeente het bindend gedeelte wenst te schrappen. De selecties die in het bindend deel werden opgenomen volgen allemaal uit een visie uitgeschreven in het richtinggevend deel. De selecties zijn nog steeds van toepassing, en zijn ook in het richtinggevend deel aangeduid. Met betrekking tot de acties kunnen we stellen dat een groot deel van de acties zijn uitgevoerd door middel van bijv. de opmaak van RUP’s. Een deel van de acties is echter ook achterhaald of gewijzigd omwille van de gewijzigde visie. Voor die acties die nog niet zijn uitgevoerd of die acties die bijkomend volgen uit de gewijzigde visie, zal de gemeente na goedkeuring van de herziening van het GRS de nodige initiatieven voor de opstart van andere planprocessen nemen, indien dit vereist blijkt. De visie uit het richtinggevend deel kan immers uitgevoerd worden door middel van bijv. de opmaak van RUP’s. Het is niet noodzakelijk dit ook bindend op te nemen. Het richtinggevend deel vormt het kader voor toekomstige initiatieven.

     

    Campus Diepenbeek (p.141) 

    De provincie beschouwt de ontwikkeling van de Campus Diepenbeek als een strategisch project en hanteert hiervoor het masterplan “signaalgebied en Campus Diepenbeek” als leidraad. Vandaag is de campus nog een geïsoleerde enclave. Daarom nam Vlaanderen het gebied op als deelplan binnen het gewestelijk RUP “afbakening regionaalstedelijk gebied Hasselt-Genk waarbij volgende dubbele doelstelling werd vastgelegd: het strategische karakter van de universitaire campus al onderwijs- en researchinstelling op regionaal niveau op middellange termijn uitbouwen en een belangrijke rol opnemen in waterbeheersing en natuurontwikkeling.  

     Het masterplan is een concretisering van het gewestelijk RUP. Hierin werd, in samenspraak met verschillende partners (gemeente, provincie, Vlaanderen en de partners werkzaam binnen het gebied) een gedeelde visie voor een kwalitatieve ontwikkeling van het gebied op lange termijn uitgewerkt. Binnen dit masterplan worden verschillende aspecten kwalitatief vervat zoals de strategie voor de campusontwikkeling en de wetenschapsparken, publieke ruimte, natuur en waterbeheer, duurzame mobiliteit en landschappelijke ontwikkeling. Momenteel zijn er ook verdiepende (haalbaarheids)studies lopende als tussenstap tussen masterplan en uitvoering. POM-Limburg treedt op als trekker.

     Onder deze deelruimte worden de ontwikkelingsmogelijkheden van de campus beknopt besproken, maar de elementen rond duurzame mobiliteit, hydrologie, ontwikkeling bebouwing, inrichting van de open ruimte en de studentenhuisvesting komen versnipperd doorheen het GRS voor. Het is ten sterkste aangewezen om deze te bundelen onder éénzelfde hoofdstuk, met ondersteunend kaartmateriaal opdat de visie duidelijk is; vb op kaarten 31-33 perimeter aangeven of een structuurschets opnemen.  

    De herziening van het GRS Diepenbeek vertrekt van het bestaande GRS en actualiseert waar nodig. Het bestaande GRS heeft haar structuur, die ook in de herziening wordt aangehouden. De visie op de ruimtelijke structuur wordt bepaald aan de hand van deelstructuren (nederzetting, economie, natuur, landbouw, recreatie en lijn), en aan de hand van deelruimten. Het strategisch gebied waarover sprake vormt een afzonderlijke deelruimte (6.1.3 De universitaire campus Limburg) maar komt uiteraard ook bij de verschillende deelstructuren aan bod. Vandaar dat er verspreid over het document elementen met betrekking tot deze zone voorkomen. Er werd naar aanleiding van de plenaire vergadering reeds een aanvulling gedaan onder hoofdstuk 6.1.3 waarbij de krachtlijnen uit het GRUP werden doorvertaald. Omdat het masterplan nog in ontwikkeling is, werd er voor gekozen om niet te ver uit te wijden over dit plan. De krachtlijnen uit het GRUP spreken immers voor zich, en vormen de basis waarop het masterplan wordt opgemaakt. Er kan evenwel bekeken worden of algemene principes uit het masterplan, die niet meer zullen wijzigen, reeds mee opgenomen kunnen worden. Het kaartmateriaal kan hier eveneens op verduidelijkt worden. 

     

    Nederzettingsstructuur en woonbeleid – ontwikkelingspotenties (hst 7.2.2, p.151 e.v.) 

    Het variëren naar ontwikkelingspotentieel, afgewogen ten opzichte van belangrijke randvoorwaarden als bereikbaarheid, voorzieningen en de open ruimte is waardevol, maar ontwikkelingspotentie mag geen synoniem zijn voor verdichting. Het gaat hierbij ook over het verzekeren van de ruimtelijke (leef)kwaliteit in de kernen zoals de woonkwaliteit, het vrijwaren van groene stapstenen en groenblauwe dooradering, voldoende ruimte voor voetgangers en fietsers, het omgaan met beeldbepalende gebouwen, publieke verblijfsplaatsen, het evenwicht tussen publieke en private buitentruimen, etc. Voornamelijk voor het hoofddorp Diepenbeek is dit vandaag reeds een uitdaging en is het belangrijk om het evenwicht tussen kwantiteit en kwaliteit ook in het GRS in te schrijven. Verschillende elementen (niet limitatief) kunnen hierbij helpen, zoals:

    • Werken met een vork van minimale en maximale dichtheden waarbij gevarieerd wordt tussen gebieden A, B en C. Nu wordt in de tekst enkel verwezen naar minimale dichtheden. Deze dichtheden zijn een gemiddelde streefwaarde en moeten, zoals hierboven aangegeven, steeds afgewogen worden binnen hun context en ruimere omgeving in plaats van een streefwaarde op zich te vormen; zoals de tekst p.148 en 150 nu doet vermoeden. 

    De tekstdelen waarover sprake komen uit respectievelijk PRSL en RSV. Er kan hierbij worden aangevuld dat deze getallen afgewogen moeten worden binnen hun context en ruimere omgeving

    Gezien het GRS een toekomstvisie weergeeft vindt de gemeente het niet opportuun om hierin harde randvoorwaarden naar maximale dichtheden te formuleren. De gemeente wenst dit op niveau van elk project af te wegen, rekening houdend met bestaande context en ruimere omgeving, zoals hierboven zelf aangehaald.  

    • Een duidelijke visie aangeven over de (groene) inrichting van de binnengebieden met ondersteunend kaartmateriaal. Bv op p. 163 staat: “Bij het inrichten en ontwikkelen van deze binnengebieden moet rekening gehouden worden met het behoud van beekjes, grachten, dreven, bosjes en houtwallen” Deze zin impliceert dat deze gebieden net wel ontwikkeld zullen worden, met minimaal behoud van de KLE’s terwijl het toch net de bedoeling is de groene dooradering te vrijwaren? Bv op kaart 15 staan enkel conceptuele pijlen om de groene vingers aan te geven zonder vrij te houden binnengebieden aan te duiden, terwijl ontwikkelingen wel concreet staan ingetekend (twee van de drie conceptuele pijlen komen op een dergelijke ontwikkeling uit). 

    Onder hoofdstuk 7.2.3 is er reeds een paragraaf gewijd aan de ‘kwaliteit van de woonomgeving’ waarbij de aandacht wordt gevestigd op de realisatie van kwalitatieve publieke ruimte, groenvoorzieningen en voldoende doorwaadbaarheid voor fietsers en voetgangers. Er wordt bekeken of principes rond ontharding en ontsnippering nog meer geïntegreerd kunnen worden. In het kader van de herziening van het RUP Centrum werd een visie rond groene stapstenen uitgewerkt. Deze visie wordt mee geïntegreerd in de tekstenbundel. Het gaat bijvoorbeeld om aanbevelingen en algemene  inrichtingsprincipes.

     

    • Zorgen voor eenduidigheid in tekst- en kaart. Bv op kaart 12 wordt Kabergheide met ontwikkelingspotentie B aangeduid, maar moet (zoals ook de tekst aangeeft) C zijn. Bv doorheen de verschillende kaarten een gelijke aanduiding (en benoeming) van de verschillende kernen. 

    De kaart 12 dient inderdaad correct afgestemd te worde nmet de tekst. 

    Er wordt voorgesteld om de benamingen en aanduidingen op tekst en op kaarten na te kijken om correct op elkaar af te stemmen.

    • Duidelijkheid rond de “uitlopers” (kaart 15) of “linten” (p.151 en p.154). Verdichting hiervan wordt niet ondersteund. Dit is wel correct aangegeven op p.151 en 154, maar niet op p.158. Daar wordt nog gesteld dat in de linten van het hoofddorp verdere verdichting wordt ondersteund. Dit moet geschrapt worden. 

    Binnen de woonstraten die uitkomen in het centrum van Diepenbeek wordt ontwikkeling ondersteund, in die zin dat het bestaand aanbod kan ingevuld worden en de straten kunnen afgewerkt worden met open of halfopen bebouwing. Grote woningen kunnen gesplitst wordt. Verdichting in de vorm van appartementen is hier niet de bedoeling. Behoud, voldoende openheid en verbetering van het groene karakter zijn belangrijke uitgangspunten. Het gaat hier niet om woonlinten in een buitengebied, maar om woonstraten die aanleunen bij het centrum van Diepenbeek. Deze zijn dus van een heel ander karakter. De tekst kan hierop wel genuanceerd 

    Er wordt voorgesteld om niet te spreken over woonlinten maar over woonstraten die aansluiten bij het centrum..  

    • Aandacht voor beeldbepalende gebouwen binnen de nederzettingsstructuur. 

    Er is reeds een afzonderlijk hoofdstuk (onder hoofdstuk 6) omtrent bakens, en de visie hoe de gemeente hiermee wenst om te gaan. 


    Economische structuur – ontwikkeling lokaal bedrijventerrein (hst 8.2.3, p178 e.v.) 

    Het alternatievenonderzoek waarnaar verwezen wordt, werd enkel gedaan voor de herlocatie van zonevreemde bedrijven die momenteel in de open ruimte gevestigd zijn binnen de gemeente. Herlocatie van deze bedrijven zou dus een ontsnippering van de open ruimte kunnen betekenen, mits ook op de huidige locaties van de bedrijven zelf maatregelen getroffen worden en de sites onthard/herbestemd worden. Daarnaast is het zeker op deze nieuwe locatie van belang dat een kwalitatief-ruimtelijke integratie in het landschap en ecologisch beheer op het bedrijventerrein reeds van in het begin worden nagestreefd. Dit wordt dus best mee opgenomen in het GRS. 

     Met betrekking tot het aansluitend aansnijden van een bijkomende zone voor nieuwe ontwikkelingen is in het informatief deel op p.125 aangegeven dat er nood is aan bijkomend 5ha bedrijventerrein zonder dat hier een onderbouwing voor gegeven wordt. Op p.160 staat dat de bestaande bedrijventerreinen ingezet kunnen worden voor functies zoals congresfaciliteiten, fitness, overdekte speeltuin, indoorkarting, etc. 

    In het RSPL (RD, p.421) worden verschillende ontwikkelingsprincipes als randvoorwaarde aangegeven, waaronder een behoeftestudie. Deze behoeften moeten getoetst worden aan het bestaand gemeentelijk aanbod. De behoeftestudie en de toetsing zijn nog niet uitgevoerd. Ook zuinig ruimtegebruik moet steeds het uitgangspunt blijven. Het verbreden van functies zoals aangegeven op p.160 op de reeds bestaande bedrijventerreinen om daarna waardevolle open ruimte aan te snijden, gaat hiertegen in. Tevens bleek uit de voorbesprekingen dat het aansnijden van open ruimte voor nieuwe (bijkomende) bedrijvigheid/ontwikkeling op deze locatie niet gewenst is omwille van de ruimtelijke kwaliteiten van het omliggende gebied. Daarom wordt een voorbehoud gemaakt voor de ontwikkeling voor nieuwe bedrijven op deze locatie. 

    Naar aanleiding van de herziening van het GRS is er onderzocht of er zonevreemde bedrijven gelegen zijn in Diepenbeek die owv diverse redenen ruimtelijk niet meer inpasbaar zijn op de huidige locatie en daarom dienen te herlokaliseren. Hieruit kon een behoefte van ongeveer 5ha bijkomend bedrijventerrein worden afgeleid. De gemeente wenst dit verder te concretiseren binnen het ruimtelijk uitvoeringsplan dat dient opgemaakt te worden voor de ontwikkeling van een nieuw lokaal bedrijventerrein. Het GRS is bedoeld om het kader te bieden op basis waarvan ruimtelijke uitvoeringsplannen kunnen opgemaakt worden. Dit kader wordt ook duidelijk gecreëerd in hoofdstuk 8. Er worden heldere randvoorwaarden gesteld voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen die bij de opmaak van een RUP strikt moeten nageleefd worden. Het gaat enerzijds over het aantonen van een behoefte: zonder behoefte kan er geen bedrijventerrein worden ontwikkeld. Maar anderzijds worden er ook concrete inrichtingsprincipes geformuleerd waaraan nieuwe bedrijventerreinen dienen te voldoen. Er kan niet genoeg benadrukt worden dat de gemeente een toekomstgericht beleid wenst te voeren en met haar GRS niet alleen op actuele maar ook op toekomstige noden een antwoord wil bieden.  

     

    Ontwikkeling van bedrijvigheid kan enkel gebeuren, mits voldaan wordt aan de voorwaarden van het RSPL. Dit betekent dat bij de opmaak van een RUP concreet de behoefte voor zowel herlocatie als nieuwe bedrijvigheid aangetoond moet worden. De tekst op p.125 moet hieraan aangepast worden. Op p. 179 moet verwezen worden naar de ontwikkelingsperspectieven/voorwaarden conform het RSPL als voorwaarde om een nieuw lokaal bedrijventerrein te ontwikkelen. Een concrete locatie kan pas aangeduid worden na onderzoek. Bijkomende inname in het HAG moet planologisch gecompenseerd worden. Op p.160 moet de zinssnede omtrent de verbreding van de bedrijventerreinen geschrapt worden. 

    Aangezien het op p. 125 gaat over de prognose aan bijkomend bedrijventerrein en niet over de visie omtrent de ontwikkeling van nieuw lokale bedrijventerreinen is het niet opportuun om hier reeds naar ontwikkelingsprincipes te gaan verwijzen. 

    Op p. 176 en 177 zijn de ontwikkelingsvoorwaarden conform het RSPL opgenomen aangezien dit gaat om bovenlokaal beleid. Hier staat al duidelijk aangegeven dat bij de opmaak van een RUP de provincie het planinitiatief beoordeeld op basis van vermelde principes. Hier kan op p. 179 voor de volledigheid naar verwezen worden. 

    De aangeduide locatie op p. 179 betreft een zoekzone die reeds op basis van een locatiestudie werd geselecteerd, zoals duidelijk vermeld. Verdere concretisering en motivering zal bij de opmaak van een RUP gebeuren. 

    Er wordt voorgesteld om de passage omtrent een verbreding van de functies op bestaande bedrijventerreinen te schrappen..

     

    Economische structuur – grootschalige detailhandel (hst 8.2.3, p185 e.v.)

    Hst 8.1.4 “randvoorwaarden handel” moet aangevuld worden met de visie uit het RSPL, waaronder het “stimuleren van een kerngericht beleid” (RSPL, RD p.422): “Een goede planning van kleinhandelsactiviteiten met het accent op bundeling en op verweving met andere activiteiten moet de kernen versterken en de open ruimte beschermen. De kleinhandel is een onderdeel van een groter geheel van activiteiten en voorzieningen. In principe wordt gekozen voor de kern waarin de commerciële hiërarchie moet overeenstemmen met de hiërarchie van de kernen. Zowel de reikwijdte van de handelsconcentratie als de draagkracht van het gebied moeten nauwkeurig worden bepaald.”  Ten opzichte van de plenaire vergadering, wordt nu in Hst 8.3 gesproken over grootschalige detailhandel. Hier blijft zowel de visie van het RSPL als de omzendbrief RO2011/01 “afwegingskader voor grootschalige detailhandel” van kracht. In die zin moet de passage over een zoekzone voor grootschalige detailhandel uit de tekst geschrapt worden en moet in de tekst verduidelijkt worden dat het enkel gaat om de bestaande handel en geen nieuwe handelsactiviteiten. 

    De zones aan de rand van het voorgestelde kernwinkelgebied zijn bedoeld ruimte te bieden aan grotere winkels die niet in het kernwinkelgebied terecht kunnen. We denken dan aan een supermarkt, plantenzaak, dierenzaak,… Grotere winkels maar die wel op lokaal niveau opereren. Door aan de randen trekkers te vestigen ontstaan er loopstromen in het centrum waar andere winkels een voordeel mee kunnen doen. Het is niet de bedoeling om een grootschalige detailhandelszone op regionale schaal in te richten. Dit zal meer verduidelijkt worden in het GRS. 

    Er wordt voorgesteld om de  terminologie in het GRS aan te passen (ook op kaart 30) en beter duiden wat er op de trekkerslocaties beoogd wordt. Visie uit het RSPL doorvertalen onder hoofdstuk 8.1.4.  

     

    Inhoudelijke, tekstuele aanpassingen en aanvullingen

    •  Verschillende plaatsen informatief deel: Diepenbeek behoort volgens de kaart van de traditionele landschappen tot het zuidelijke Kempische laagland: de Zuiderkempen. De benaming “Kempisch plateau” is niet correct en is dus te vervangen door “de Zuiderkempen”. 
    •  Verschillende plaatsen in de teksten: Soms wordt gesteld dat er geen holle wegen meer zijn en soms dat deze structuurbepalend zijn. Dit moet duidelijk zijn. 
    •  Hst 2.2.2 “ontstaansgeschiedenis ruimtelijke structuur”, p.26: De verwijzing naar prehistorische megalieten is niet correct, het betreft een natuurfenomeen. 
    •  Hst 2.3.3.2 “cultuurhistorische bakens in de open ruimte”, p.35: De archeologische site Hof Ter Waerden opnemen in de lijst en op de kaart. 
    •  Hst 2.4.3 “Noordelijk woongebied”, p.45: De concentrische ontwikkeling werd niet afgeremd door de N702, maar het Albertkanaal. P.47: Ook rond het Patersplein komen beeldbepalende gebouwen voor, zoals de oude volumes van de school. 
    •  Hst 2.4.5 “Bijenberg”, p.52: De vier identieke woningen voor het sluispersoneel opnemen bij beeldbepalende elementen. 
    •  Hst 2.6.5 “trage wegen”, p.67: De inventaris van de trage wegen opnemen.  
    •  Hst 3.4.2 “Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan”, p.98: De ruimtelijke aspecten ervan opnemen (zoals visie op KLE’s, behoud bermen in landbouwgebieden, groenblauwe dooradering, …) en aangeven welke acties reeds wel/niet gerealiseerd zijn (conform het mobiliteitsplan). 
    •  Hst 4 “kwaliteiten en knelpunten”, p.102: De kaart (kaart 47) in overeenstemming brengen met de tekst. 
    •  Hst 4.1.1.2 “zonevreemde landbouw”, p.102: De kaart en tekst actualiseren. De gebieden rond de campus zijn door de herbestemming binnen het gewRUP “afbakening RSG Hasselt-Genk” niet meer zonevreemd. 
      • Hst 4.4.2 “Fietsnetwerk”, p.114: De realisatie van het fetssnelwegennet (FSW) en de overige bovenlokale functionele fietsroutes op het grondgebied Diepenbeek opnemen: 
        1. Missing link F701 Kerselaer/Wolske richting Hasselt
        2. Realisatie F701 richting Genk (o.m. met de verhoging van de Tuikabelbrug)
        3. Realisatie van F72 fietstunnel Havenlaan in functie van de aanleg fietsbrug Godsheide
        4. Realisatie van de F70 richting Bilzen in navolging van de aanleg van Spartacuslijn 1
        5. Realisatie van de functionele fietsverbindingen (hoofdroutes en functionele routes) die geënt zijn op de verschillende FSW
        6. Realisatie van het lokale functionele fietsnetwerk in functie van de aansluitingen op het BFF
    •  Hst 5.5.1 “Trends in Natuur”, p.127: Bronvermelding toevoegen en concrete projecten vermelden:  omzetten zone voor openbaar nut richting parkzone, landinrichtingsprojecten VLM, hermeanderingsprojecten VMM etc.
    •  Hst 6.2.2, p.144 e.v.: De lijst van bakens die opgenomen is, is gebaseerd op een verouderde inventaris, waardoor deze geen goed beeld meer geeft over het aanwezige erfgoed. Deze lijst actualiseren, zoals ook het onroerenderfgoeddecreet voorschrijft. 
    •  Hst 6.2.4 “kleine landschapselementen”, p.145: Het opstellen van een inventaris werd geschrapt. Is deze dan opgemaakt? En wat wordt ermee gedaan door het beleid? Dit mag niet tot effect hebben dat de aandacht voor deze elementen verzwakt omdat er geen concrete aanknopingspunten meer worden gegeven over het behoud ervan. 
    •  Hst 6.3 “kwetsbare gebieden”, p146: Ook gebieden met een hoge biologische waarde volgens de BWK hebben hun belang/functie binnen de natuurlijke structuur. In de tekst opnemen hoe hiermee omgegaan wordt. 
    •  Hst 6.4 “bodemkundig en hydrologisch systeem”, p.147: Hier wordt verwezen naar “het masterplan”: aanvullen dat dit over het signaalgebied en de campus Diepenbeek gaat. 
    •  Hst 8.2.3 “visie op de ontwikkeling van de lokale bedrijventerreinen – inrichtingsprincipes”, p.180: “Het zijn gemengde kleine bedrijventerreinen” vervangen door “Het zijn gemengde lokale bedrijventerreinen”. 
    •  Hst 9.1 “bepalende elementen van bovenlokaal beleid – het provinciaal beleid”, p189: LUC vervangen door UHasselt. 
    •  Hst 9.7 “Een inrichtingsplan bij nieuwe ontwikkelingen binnen de deelruimte ‘landbouwgebied’”, p.202: Moet het inrichtingsplan ook voorzien worden bij uitbreiding van bestaande landbouwbedrijven? Dit is te verduidelijken. De term “inrichtingsplan” aanpassen naar “landschapsinpassingsplan”. Dit plan is een haalbaar praktijk-realistisch advies in functie van de belangen van de landbouwer én van de omgeving, wordt opgemaakt door de provincie en gratis aangeboden in het kader van vergunningsaanvragen.  
    • Hst 10 “Gewenste recreatieve structuur”. Delen van Diepenbeek maken onderdeel uit van het gebiedsgericht project De Wijers. De ontwikkelingsperspectieven uit het uitvoeringsprogramma opnemen: 
      1. Hotspots: 
        1. Caetsweyers - Uitzichtpunt Lila
        2. Dauteweyers - Uitzichtpunt Heidestraat
        3. De Maten - Kijkwand aan de Augustijnenvijvers
        4. Sapittelmolen - na restauratie
        5. Fietspad parallel aan de Demer (schuilhuisje)
        6. Pomperik
      1. Instapplaatsen: 
        1. Uhasselt - Campus Diepenbeek
        2. Albertkanaal - De Maten (aan de Pengel)
        3. Centrum Diepenbeek - Bord op de Varkensmarkt
        4. Dauteweyers - Parkeerplaats Sint-Servasiusstraat
        5. Dauteweyers - Sint-Gerardusinstituut 
        6. Paterbos met vijvers
      2. Welkomstbakens: 
        1. Molenstraat x Demerfietspad 
        2. N76 x Stationsstraat rotonde
        3. Fietspad Demer aan de N702
        4. Havenlaan

     Conclusie

     De gedeeltelijke herziening van het GRS Diepenbeek kadert in zijn globaliteit binnen de doelstellingen van het RSPL. De relatie ten aanzien van de provinciale bevoegdheidsaspecten moeten op bepaalde plaatsen nog aangevuld worden, zoals in het advies specifiek bij de opmerkingen aangegeven.

     Er kan een voorwaardelijk gunstig advies voor het GRS Diepenbeek verleend worden mits er bij de definitieve vaststelling van de herziening van het GRS rekening gehouden wordt met de bovenvermelde opmerkingen.

     Advies Departement Omgeving

    Hierbij bezorg ik u het advies van het departement Omgeving,

    1. rechtsgrond van het advies en relevante regelgeving of beleidskaders

    Op grond van artikel 2.1.16 §5 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, bezorgt het departement Omgeving aan de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening bezwaren en opmerkingen die in hoofdzaak betrekking hebben op de overeenstemming van het ontwerp gemeentelijk ruimtelijk structuurplan met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.

    Het decreet van 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving (zgn. Codextrein) is op 20 december 2017 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Dit wijzigingsdecreet vervangt het systeem van structuurplanning door een systeem van beleidsplanning. Het creëert een decretale basis om ruimtelijke beleidsplannen op de drie bestuursniveaus (gewest, provincies en gemeenten, met een mogelijkheid voor intergemeentelijke planning) vast te stellen. Het bevat een overgangsregeling voor wat betreft aanpassingen aan bestaande ruimtelijke structuurplannen. Op 5 mei 2018 traden de decretale bepalingen over beleidsplanning in werking. Tot twee jaar na inwerkingtreding van de decretale bepalingen over beleidsplanning, kunnen provincies en gemeenten nog een integrale herziening van hun ruimtelijk structuurplan doorvoeren. Daarna is nog eenmalig een gedeeltelijke herziening mogelijk.
     Voorliggend plan valt binnen deze overgangsbepalingen.

    2. beknopte historiek

    Op 30/01/2020 werd een plenaire vergadering gehouden. Het departement Omgeving gaf een voorwaardelijk gunstig advies.
     Op 29/06/2020 werd het plan voorlopig vastgesteld door de gemeenteraad. Het openbaar onderzoek loopt van 01/08/2020 tot 29/10/2020.

    3. verenigbaarheid met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

    De gemeente DIEPENBEEK is in het RSV gedeeltelijk geselecteerd als onderdeel van het regionaalstedelijk gebied Hasselt-Genk en gedeeltelijk als buitengebied.
     De deelplannen 9 (wonen Rooierheide) en 13 (Demervallei - universiteits- en hogeschoolcampus) van het gewestelijk RUP 'Afbakening Regionaalstedelijk gebied Hasselt-Genk' (definitief vastgesteld op d.d. 20/06/2014 - VR), zijn gelegen op het grondgebied van Diepenbeek. Daarna is voor de universiteits- en hogeschoolcampus een Masterplan "signaalgebied en campus Diepenbeek" opgemaakt. dit wordt momenteel geactualiseerd door de provincie_POM-Limburg. Voor de algemene visie van dit strategisch gebied wordt vaak (verspreid doorheen dit GRS) verwezen naar het gewestelijk RUP. Een heldere samenhangende visie voor dit gebied ontbreekt in voorliggend document. Daarom is het aangewezen om de krachtlijnen van beide visies (masterplan provincie_POMLimburg en GRUP) inzake de gewenste ontwikkelingsmogelijkheden van de universitaire campus met betrekking tot "studentenhuisvesting, wetenschapspark, schoolgebouwen, ontspanning, bereikbaarheid en parkeren alsook het vrijwaren van ruimte voor water, natuur en bos (o.a. De Dijken)", gebundeld in één paragraaf/hoofdstuk op te nemen in het ORS van Diepenbeek. Deze visie kan aangevuld worden met de 10 kernkwaliteiten voor ruimtelijke ontwikkeling" conform de ontwikkelingsprincipes die een uitspraak doen over de inrichting (cf. strategische visie BRV, d.d. 20/07/2018 - VR): 1) gedeeld en meervoudig gebruik: 2)robuustheid en aanpasbaarheid;3)herkenbaarheid, leesbaarheid en visuele aantrekkelijkheid van de omgeving: 4)waardering van erfgoed en de karakteristieken van het landschap: 5)biodiversiteit, ecologische samenhang en bodemkwaliteit; 6)klimaatbestendigheid; 7)energetische aspecten: 8)gezondheid; 9)inclusief samenleven: 10)economische vitaliteit.

    De herziening van het GRS Diepenbeek vertrekt van het bestaande GRS en actualiseert waar nodig. Het bestaande GRS heeft haar structuur, die ook in de herziening wordt aangehouden. De visie op de ruimtelijke structuur wordt bepaald aan de hand van deelstructuren (nederzetting, economie, natuur, landbouw, recreatie en lijn), en aan de hand van deelruimten. Het strategisch gebied waarover sprake vormt een afzonderlijke deelruimte (6.1.3 De universitaire campus Limburg) maar komt uiteraard ook bij de verschillende deelstructuren aan bod. Vandaar dat er verspreid over het document elementen met betrekking tot deze zone voorkomen. Er werd naar aanleiding van de plenaire vergadering reeds een aanvulling gedaan onder hoofdstuk 6.1.3 waarbij de krachtlijnen uit het GRUP werden doorvertaald. Omdat het masterplan nog in ontwikkeling is, werd er voor gekozen om niet te ver uit te wijden over dit plan. De krachtlijnen uit het GRUP spreken immers voor zich, en vormen de basis waarop het masterplan wordt opgemaakt. Er kan evenwel bekeken worden of algemene principes uit het masterplan, die niet meer zullen wijzigen, reeds mee opgenomen kunnen worden. Daarnaast wordt bekeken of de 10 kernkwaliteiten voor ruimtelijke ontwikkeling waarover sprake in het advies mee kunnen geïntegreerd worden.  

     

    De tekst met betrekking tot het gewestelijk RUP "Genk Zuidwest, Termien en Kaatsbeek N702" is verouderd en moet nog steeds op diverse plaatsen in het GRS aangepast worden.

    Dit GRUP is opgemaakt op basis van een meer recente beslissing van de Vlaamse regering d.d. 17 juli 2015 (https://ena.ruimtevlaanderen.be/) . De plenaire vergadering vond plaats op 21 februari 2018. Het GRUP is niet goedgekeurd, op het Dagelijks Bestuur ENA zal beslist worden hoe met dit GRUP wordt verdergegaan. Het departement Omgeving heeft akte genomen van de suggestie die de gemeente suggereert aan Vlaanderen om dit GRUP niet verder te ontwikkelen.

    De strategische visie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) is door de Vlaamse regering goedgekeurd op 20 juli 2018. Dit beleidsdocument vormt geen juridische basis voor de gemeentelijke structuurplannen. We willen de gemeente er wel op wijzen dat, mochten er zich in voorliggend GRS belangrijke strijdigheden met de strategische visie van het BRV voordoen, de gemeente dan moet aantonen hoe zij zich wil conformeren met deze nieuwe beleidsvisie. Bij de definitieve vaststelling van het BRV (en/of het provinciaal Ruimtelijk Beleidsplan) kunnen immers delen van GRS'en die daarmee in strijd zijn, niet meer geldig worden verklaard. De gemeente moet er zich van bewust zijn dat Vlaanderen (of de provincie) bij de definitieve vaststelling van haar Ruimtelijk Beleidsplan die stap kan zetten.

    4. opmerkingen over subsidiariteit en gemeentelijke planningstaken

    4.1. gewenste structuur van de nederzettingen

    Het GRS maakt een onderscheid tussen het stedelijk en buitengebied van Diepenbeek. Het stedelijk woonbeleid moet verdeeld worden over de gemeenten Hasselt, Genk, Zonhoven en Diepenbeek. De kwalitatieve inrichting ervan is een taak van de gemeente. Het GRS benadrukt dat een toenemend ruimtebeslag zo veel mogelijk moet beperkt worden. Het centrum van Diepenbeek heeft veel appartementen, kent een hoge bebouwing en heeft een sterk versteend karakter, toch wordt er nog op een doorgedreven verdichting aangestuurd. Voldoende kwalitatieve (groene) open ruimten in relatie tot de hoge woondichtheid moeten gegarandeerd worden, ook in het centrum van Diepenbeek (verdichtingslocatie 4) en dit i.f.v. klimaat en hitte-eilanden. De gemeente kan in haar GPS aangeven dat ze in haar centrum sterk wil inzetten op groene zones, een groenblauwe dooradering, een veilig centrum met trage wegen en aandacht voor de zwakke weggebruiker, ontharding en ontsnippering, zodat een optimale verhouding van en een wisselwerking tussen de bebouwde en onbebouwde ruimte wordt nagestreefd en de  woonkwaliteit wordt verhoogd. Het is aangewezen om deze visie op kaart 15 aan te vullen: groene stapstenen, een groenblauwe dooradering, trage wegen, ontbreken momenteel hierop.

    Onder hoofdstuk 7.2.3 is er reeds een paragraaf gewijd aan de ‘kwaliteit van de woonomgeving’ waarbij de aandacht wordt gevestigd op de realisatie van kwalitatieve publieke ruimte, groenvoorzieningen en voldoende doorwaadbaarheid voor fietsers en voetgangers. Er wordt bekeken of principes rond ontharding en ontsnippering nog meer geïntegreerd kunnen worden. In het kader van de herziening van het RUP Centrum werd een visie rond groene stapstenen uitgewerkt. Deze visie wordt mee 

    geïntegreerd in de tekstenbundel. Het gaat bijvoorbeeld om aanbevelingen en algemene inrichtingsprincipes

     

    Op pagina 155 (ontwikkelingslocatie C) wordt aangegeven dat verdichting buiten de ontwikkelingslocaties niet meer gewenst is: en dat de invulling van percelen bestemd om te bebouwen (juridisch aanbod) niet tegen te houden zijn. Dit klopt niet, de gemeente kan een RUP opmaken om verdere verlinting tegen te gaan.

    De GECORO is van oordeel dat het omvormen van het bestaande juridisch aanbod dat via de gewestplannen werd gecreëerd voor een gemeente financieel onhaalbaar is gezien de planschade door de gemeente dient gefinancierd daar waar de planbaten ten gunste van de Vlaamse overheid is. De verdere ontwikkeling in deze gebieden kan  wel maximaal te ontmoedigen worden door middel van de visie uitgeschreven in het GRS. 

     

    Algemeen wordt opgemerkt dat de woonvisie uitvoerig is beschreven, waardoor een helder overzicht waar er wel/niet ontwikkeld kan worden, ontbreekt. Een kaart waarop de te ontwikkelen woon(uitbreidings)gebieden, de ontwikkelingslocaties alsook de niet te ontwikkelen woon(uitbreiding)gebieden duidelijk staan vermeld, ontbreekt eveneens. De bijhorende kaart 12 is moeilijk te lezen o.w.v. een te grote schaal. In tabel p156 worden de ontwikkelingslocaties 4, B en C met de te ontwikkelen gebieden weergeven. Een toevoeging aan deze tabel van het aantal te ontwikkelen wooneenheden alsook de niet te ontwikkelen woongebieden, geeft een duidelijk inzicht in visie omtrent woonverdichtingen in de gemeente.

    Zoals het GRS vermeld is het niet de bedoeling om in het buitengebied bijkomend woonuitbreidingsgebied te gaan aansnijden. De gemeente wenst de behoefte op te vangen in het bestaand aanbod of in het stedelijk gebied. Er resten nog twee woonuitbreidingsgebied in het stedelijk gebied. Momenteel is er geen behoefte aangetoond. Dit gebied kan aangesneden worden enkel als er een behoefte kan aangetoond worden. Kaart 12 kan hierop verder verduidelijkt worden. De niet te ontwikkelen woonuitbreidingsgebieden kunnen eveneens toegevoegd worden aan de tabel op p. 156. De gemeente wenst dit niet tot op perceelsniveau cijfermatig door te vertalen. Algemeen kan gesteld worden dat de behoefte maximaal in de A en B locaties dient opgevangen te worden. 

     

    Het is aangewezen om de parameters "mobiliteit en ontsluiting", die de verdichtingsprojecten mee zullen beoordelen, in een breder kader van duurzame mobiliteit/modal shift te plaatsen. Wanneer wordt er gesproken van een goede bereikbaarheid, met welke vervoersmodi?

    Er wordt reeds vermeld in de nota dat voldoende aandacht dient te gaan naar het stimuleren van duurzame mobiliteit door het voorzien van 

    fietsenstallingen op goed bereikbare plekken, gedeeld autogebruik te stimuleren, enz. Duidelijke en kwalitatieve infrastructuur voor fietsers en voetgangers dient te worden geïntegreerd. 

    Tevens vermeldt de nota dat ontwikkeling en verdichting bij voorkeur gebeurt op goed bereikbare locaties met openbaar vervoer en met een hoog voorzieningenniveau. 

    De kaart van kansrijke ontwikkelingslocaties is opgemaakt op basis van verschillende criteria, waaronder bereikbaarheid met openbaar vervoer (conform knooppuntwaardekaarten). Dit wordt uitvoerig toegelicht in de nota. 

     

    4.2. gewenste economische structuur

    Lokaal bedrijventerrein

    De visie m.b.t. de herlocalisatie van bestaande zonevreemde terreinen (en mogelijks een terrein voor nieuwe bedrijven) moet helder omschreven worden. Het GRS geeft aan dat er een behoeften- en alternatievenonderzoek voor de herlokalisatie van 5 zonevreemde bedrijven moet gebeuren, er wordt niet aangegeven om welke bedrijven het gaat noch over hoeveel ha. De voorkeurslocatie is "Muggenberg" (t.h.v. de Katteweidelaan), gelegen in herbevestigd agrarisch gebied (HAG); een goede afwerking naar de omgeving is noodzakelijk. Een verdere uitbreiding van dit bedrijventerrein voor nieuwe lokale bedrijven is niet wenselijk in dit HAG. Een suggestie is om het woonuitbreidingsgebied tussen de Dooistraat en Dorpsveld 1 hiervoor verder te onderzoeken.

    Er wordt nergens vermeldt dat er een herlokalisatie van 5 zonevreemde bedrijven moet gebeuren. Het GRS vormt het kader op basis waarvan een nieuw bedrijventerrein kan ontwikkelen. Onder hoofdstuk 5.3 wordt de behoefte geduid: De gemeente heeft momenteel zicht op verschillende zonevreemde bedrijven die zouden willen herlokaliseren. Afgaande op de vraag is er nood aan een bijkomende oppervlakte van ongeveer 5ha aan lokaal bedrijventerrein. 

    De effectieve ontwikkeling zal binnen een RUP verder uitgewerkt, geconcretiseerd én gemotiveerd te worden.

    Er werd reeds aangegeven dat de ontwikkeling gekaderd moet worden in ruilverkaveling Vliermaalroot waarbinnen dit gebied gelegen is. 

    Bijkomend kan toegevoegd worden dat een goede afwerking naar de omgeving vereist is. Bovendien vermeldt het GRS onder hoofdstuk 9.7 dat bij nieuwe ontwikkelingen in het zuidelijk landbouwwoongebied er steeds een inrichtingsplan dient te worden opgemaakt. Dit inrichtingsplan wordt opgemaakt door de ontwikkelaar voor het gebied waar nieuwe ontwikkelingen gepland zijn alsook de omgeving errond. Het visualiseert de gewenste structuur en toont aan hoe de nieuwe ontwikkeling wordt ingepast in de landschappelijke omgeving en deze omgeving niet aantast. Er wordt weergegeven hoe er wordt omgegaan en rekening gehouden wordt met de bestaande landschappelijke waarden. 

    De gemeente heeft niet de intentie om een bedrijventerrein voor nieuwe lokale bedrijven te ontwikkelen, omdat hier vandaag ook geen vraag naar is. Maar het GRS is een toekomstgericht beleidsplan en moest die vraag er in de toekomst wel komen, dan wenst de gemeente in haar GRS wel het kader te bieden onder welke voorwaarden die nieuwe lokale bedrijventerreinen kunnen ontwikkeld worden. Er wordt duidelijk aangegeven dat bij ontwikkeling van een bedrijventerrein een behoefte- en locatiestudie dient toegevoegd te worden. Bij de opmaak van een RUP zal de gekozen locatie grondig gemotiveerd moeten worden. 

     

    Grootschalige kleinhandel - detailhandel

    Kaart 30 duidt 2 grote zoekzones aan voor "grootschalige detailhandel" en een kernwinkelgebied". Het GRS benadrukt de grootschalige detailhandel in relatie met het stedelijk gebied van Diepenbeek. In het GRUP "afbakening regionaalstedelijk gebied Hasselt-Genk" zijn er géén handelszones toegekend aan de gemeente Diepenbeek (wél in Hasselt en Genk). In Diepenbeek is handel enkel aangewezen op schaal van het centrum van Diepenbeek, niet op regionale schaal. De bestaande grootschalige handel kan blijven, nieuwe grootschalige handelsactiviteiten zijn niet wenselijk o.w.v. de toenemende mobiliteit naar deze plekken (onder andere t.h.v de schoolomgeving alsook het wegtrekken van de handel op andere plekken in het regionaalstedelijk gebied te Hasselt-Genk). Er moet aandacht gaan naar de inrichting van de verharde parkings: op welke manier kan hier ontharding en vergroening ingezet worden?

     De zones aan de rand van het voorgestelde kernwinkelgebied zijn bedoeld om ruimte te bieden aan grotere winkels die niet in het kernwinkelgebied terecht kunnen. We denken dan aan een supermarkt, plantenzaak, dierenzaak,… Grotere winkels maar die wel op lokaal niveau opereren. Door aan de randen trekkers te vestigen ontstaan er loopstromen in het centrum waar andere winkels een voordeel mee kunnen doen. Het is niet de bedoeling om een grootschalige detailhandelszone op regionale schaal in te richten. Enkel lokale handel is gewenst. Dit zal meer verduidelijkt worden in het GRS. 

     

    4.3. gewenste structuur van de open ruimte

    Kaart 31 en 32 (en 33) geven de visie van de open ruimte weer. In de tekst wordt verwezen naar het 'groenblauw netwerk, de 3 groene aders" cf. kaart RD 9. Om een correcte en volledige visie van de openruimtestructuur te overzien, moet de visie van kaart RD 9 geïmplementeerd worden in kaart 31 en 32. Welke visie heeft de gemeente op de groenblauwe dooradering doorheen haar centrum? Welke gebieden doorkruisen deze groenblauwe aders? Hoe deze open ruimte gevrijwaard, versterkt en beleefd kan worden is niet helder omgeschreven en moet worden verduidelijkt, ook op kaart 15. 

    De groene assen zoals weergegeven op kaart 9 zijn inderdaad niet doorvertaald in de kaarten 31 tem 33. 

    Voor wat betreft de visie op de groenblauwe dooradering door haar centrum wordt verwezen naar punt A2.3. Voorstel: groene assen integreren in kaart 31 en 32. Aanbevelingen/algemene inrichtingsprincipes uit onderzoek groene stapstenen integreren en kaartmateriaal aanpassen (zie punt 3)

     

    Er wordt verwezen naar bestaande RUP's. Het is aangewezen om op hoofdlijnen deze visie in het GRS op te nemen zodat voor iedereen helder is waarnaar verwezen wordt. (ANB merkt op dat onder punt 9,4.2 (p199) kleine landschapselementen beschermd zijn in landschappelijk waardevol agrarisch gebied, alsook in agrarisch gebied op het gewestplan.)

    De gemeente heeft verschillende RUP’s met betrekking tot open ruimte opgemaakt (RUP Dauteweyers, RUP Patersbos, RUP Ter Dauten). Dit ter uitvoering van het goedgekeurde oorspronkelijke GRS. Er wordt bekeken of er elementen uit deze RUP’s nog meegenomen kunnen worden binnen de herziening van het GRS

     

    4.4. gewenste recreatieve structuur

    In de tekst spreekt men van groene aders en een netwerk van trage paden. De visie m.b.t. de 3 groene aders, stapstenen (groen netwerk) en trage paden bepalen mee de visie van de open ruimte en de groen(blauwe) dooradering tot in het centrum van Diepenbeek. De aanduiding op kaart ontbreekt (zie ook 4.3. gewenste structuur van de open ruimte).

    De gemeente beschikt niet over een inventaris van het trage wegennetwerk. Rondom het centrum van Diepenbeek zal een netwerk van trage wegen verder worden uitgebouwd. Deze visie zit al verwerkt in de herziening van het GRS. Waar juridisch mogelijk wordt er ingezet op de ontwikkeling van een trage wegennetwerk tussen de verschillende kernen, wandelgebieden, … Dit dient echter op perceelsniveau verder te worden bekeken en dat maakt geen onderdeel uit van het GRS. De visie is dat er een netwerk wordt ontwikkeld. De effectieve ontwikkeling zal ter uitvoering van het GRS gebeuren.  

     

    Advies Stad Hasselt
     geen opmerkingen

    Advies Stad Genk
     De actualisatie van het structuurplan van Diepenbeek lijkt er op gericht om bijkomende ontwikkelingen (op het vlak van wonen, (lokale) bedrijvigheid) te kunnen realiseren. Op zich is dit geen probleem zo lang deze ontwikkelingen het stedelijk beleid (o.a. m.b.t. het regionaalstedelijk gebied Hasselt-Genk) niet bemoeilijken. Nieuwe ontwikkelingen moeten afgetoetst worden aan dit principe.

    De gemeente heeft geen ambitie om in het buitengebied een bijkomend woonaanbod te creëren door de aansnijding van bijkomend woonuitbreidingsgebied maar stelt net dat de behoefte kan ingevuld worden binnen het bestaand aanbod, met name binnen de percelen die vandaag bebouwbaar zijn. Het bijkomend bedrijventerrein dat voorzien wordt is hoofdzakelijk in functie van de herlokalisatie van zonevreemde bedrijven die omwille van schaal of andere redenen niet meer inpasbaar zijn op de huidige locatie. Het is niet de bedoeling om een bijkomend nieuw aanbod aan bedrijventerrein te voorzien. Rekening houdend met bovenstaande kunnen we concluderen dat beide planvoornemens niet van die aard zijn dat ze een negatieve impact op het stedelijk beleid zullen bewerkstelligen.  


    Het college neemt akte van de suggestie van de gemeente Diepenbeek om de ENA-gebieden 'Genk Zuid-West' en 'Termien' niet te ontwikkelen. Het college beslist om hier voorlopig geen advies over uit te brengen totdat duidelijk is wat de mogelijke impact hier van zou kunnen op het Economisch Netwerk Albertkanaal als geheel.
    Elia
    Elia vraagt dat in het projectdossier rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van de vermelde hoogspanningslijn en hoogspanningskabel welke zich in het gebied situeren.Zij vragen dan ook om de hoogspanningsinstallaties te willen opnemen in de verdere ontwikkelingsplannen (RUP, BPA,…), zodat enerzijds deze installaties in de mate van het mogelijke in stand gehouden kunnen worden en er anderzijds rekening gehouden wordt met de geldende veiligheidsvoorschriften in latere stedenbouwkundige voorschriften.Er wordt een standaardtekst aangereikt die hiervoor gebruikt kan worden.
     Ook de veiligheidsvoorschriften worden meegegeven

    Petrochemical Pipeline Services

    Om risico’s te beperken en te waarborgen dat hun leidingen ook in volgende plannen worden opgenomen vragen zij om absoluut rekening te houden met de ligging van deze leidingen en hun beschermde zone (2 x 15m weerszijde van de leidingen) waarbinnen raadplegingsplicht voor alle graafwerkzaamheden geldt en deze leidingen dus ook reeds in de beleidsvisie mee in te calculeren. Bovendien wordt, volgens het koninklijk besluit van 19 maart 2017, een voorbehouden zone ingericht binnen de beschermde zone. Deze zone heeft een breedte van 5 m aan weerszijden van de pijpleiding. Geen enkele interventie wordt in deze zone toegestaan zonder een voorafgaande toestemming met de verantwoordelijke vervoerder, behoudens uitzonderlijk geval opgenomen in de bijlagen van het koninklijk besluit van 19 maart 2017. Daarom is het belangrijk om Petrochemical Pipeline Services B.V. te raadplegen bij elk project en planaanvraag. Zodoende kunnen alle veiligheidsmaatregelen op tijd worden afgetoetst en vastgelegd.

    Zij vragen om rekening te houden met de ligging van deze leidingen en met het indirect c.q. direct ruimtebeslag van deze leidingen en voegen de algemene voorschriften voor het uitvoeren van werkzaamheden nabij hun leidingen toe.

    Bezwaarschriften
    1. Boerenbond
     Er is te weinig aandacht voor de globale structuur. Het lijkt erop dat het structuurplan enkel herzien wordt voor de ontwikkeling van een lokaal industrieterrein langs de Jaga en tegen een ontwikkeling van Genk Zuid-West. Nochtans zijn er op p. 103 ev. nog andere ruimtelijke knelpunten omschreven die bij deze herziening ook aangepakt zouden kunnen worden, maar die verder onvoldoende worden opgenomen.

    De herziening behandelt wel de globale structuur en alle deelruimten en deelstructuren. In hoofdstuk 1.3 is weergegeven welke elementen in de herziening van het GRS allemaal worden gewijzigd. Zowel het informatief deel als het richtinggevend deel werden grondig herwerkt door schrapping van zaken die niet meer relevant zijn, en toevoeging van nieuwe ontwikkelingen en de gewijzigde visie. 


     Zonevreemde landbouw (4.1.1.2): We wensen erop te wijzen dat een groot deel van de zonevreemde landbouw, gelegen rond de campus, relatief recent zonevreemd is komen te liggen door de goedkeuring van het regionaal stedelijk gebied Hasselt-Genk in 20 juni 2014. De landbouwsector was toen vragende partij voor een flankerend beleid voor de actieve landbouwers in het gebied (o.a. via het project de Wijers), tot op heden zijn hier weinig oplossingen voor geboden. Het lijkt ons dus correcter om bovenstaand kader te schetsen en verder op te nemen dat er eerst oplossingen gezocht worden alvorens te stellen dat landbouw zonevreemd is in dat gebied.

    De zone rond de campus is op het gewestplan reeds bestemd als zone voor gemeenschapsvoorzieningen. Het is dus niet correct dat de zonevreemde landbouw rond de campus relatief recent zonevreemd is komen te liggen. Bij de opmaak van het GRUP voor de afbakening van het regionaalstedelijk gebied is de zone voor gemeenschapsvoorzieningen rond de campus ingeperkt ten voordele van de natuur. Specifiek voor de bestaande landbouw wordt in de stedenbouwkundige voorschriften het volgende vermeld: 

    art. 13.1.2. Binnen het gebied is landbouw een ondergeschikte functie. Werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de bestaande landbouwactiviteiten zijn toegelaten, met uitzondering van het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies. 

    De bestaande landbouw kan haar activiteiten dus blijven verder zetten. 


     Agrarische structuur (4.1.2.3): Het is niet enkel het MAP dat leidt tot de vergroting van de oppervlakte van de landbouwbedrijven maar ook, en vooral, de ‘race to the bottom’ dat maakt dat landbouwbedrijven op een zo goedkoop mogelijk manier voedsel moeten produceren. Dit leidt (net zoals dit ook in andere sectoren het geval is) tot schaalvergroting. Gelieve dit verder aan te passen.

    De GECORO stelt voor om hoofdstuk 4.1.2.3 verder aan te vullen conform het voorstel.


     Tegenstellingen visie natuur/landschap en landbouw (4.1.2.5): Het is nogal opvallend om hier enkel de tegenstellingen tussen natuur/landschap enerzijds en landbouw anderzijds te beschrijven. Overal waar er ruimteclaims liggen, zijn er tegenstellingen. Dit is niet enkel tussen landbouw en natuur, maar ook bij vb industrie, woonuitbreidingsgebieden (zie ook punt 4.1.2.1). Gelieve dit te vervolledigen of te schrappen. Hieronder volgen nog enkele aansluitende opmerkingen:

    a. Wat betreft beheer KLE’s en beheerovereenskomten: gelieve dit punt te schrappen of te nuanceren. Net zoals er binnen de natuursector meningen zullen zijn die zich niet kunnen vinden in de werking van beheerovereenkomsten, heb je binnen de landbouwsector ook meningen die zich wel kunnen vinden in de werking van beheerovereenkomsten. Ter aanvulling kan opgenomen worden dat er met een beheerovereenkomst een onzekerheid gecreëerd wordt over de ontwikkeling van permanente natuur (op een landbouwperceel) waardoor dit niet meer als landbouw kan uitgebaat worden en er een inkomsten verlies gegeneerd wordt indien de subsidie niet meer betaald wordt. Het statuut van ‘tijdelijke’ natuur zou hier een oplossing kunnen bieden. Dit dient echter op Vlaams niveau behandeld te worden. Naast beheerovereenkomsten zijn er ook nog andere instrumenten die kunnen leiden tot biodiversiteit in agrarisch gebied. Gelieve deze lijst te vervolledigen of te schrappen.

    b. Wat betreft de ruimtelijke ontwikkelingsplannen: er zijn verschillende locaties waar er bijkomende ontwikkelingen naar voor worden geschoven (o.a. de Westelijke woonlinten, Genk Zuid-West,…). Uiteraard zal elke organisatie het opnemen voor zijn eigen waarden, maar nogmaals: dit gaat breder dan de tegenstelling landbouw/natuur want ook industrie, wonen ed zijn hierbij betrokken. Zo kan hierbij vb ook aangevuld worden: “De natuursector heeft een bezwaar tegen het voorstel om via een ruimtelijk uitvoeringsplan het afwerken van Genk Zuid-West te onderzoeken en uit te werken; de industrie niet.

    Dit hoofdstuk kadert binnen het hoofdstuk van de bestaande structuur van de buitenruimte. Daarom wordt enkel de focus gelegd op natuur, landschap en landbouw. 

    Het hoofdstuk rond het beheer van de kleine landschapselementen alsook de ruimtelijke uitvoeringsplannen kan verder aangevuld worden conform de suggestie van de bezwaarindiener. 


     Visie op de ontwikkeling van de lokale bedrijventerreinen (8.2.3)


     Momenteel wordt de site langs de Jaga, Muggenberg en Katteweidelaan naar voren geschoven als voorkeurslocatie (p. 179, tekstbundel). Dit gebied is echter herbevestigd als agrarisch gebied door de Vlaamse Regering op 2 december 2005 waardoor ook de omzendbrief HAG (RO/2010/01) van toepassing is.

    Deze stelt dat: Opties in gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen in opmaak of in herziening binnen de herbevestigde agrarische gebieden zullen terughoudend beoordeeld worden ten aanzien van elke mogelijke planologische aanpassing van de beleidsmatig herbevestigde agrarische bestemmingen, zoals hierboven aangegeven. Indien in een structuurplan toch de optie genomen wordt een planningsinitiatief te nemen in een herbevestigd agrarisch gebied, moet dat als dusdanig in de bindende bepalingen van het betreffende structuurplan opgenomen worden.

    Aangezien in de herziening van het structuurplan momenteel geen bindende bepalingen zijn opgenomen, kan het voorliggende structuurplan geen aanleiding vormen tot een planningsinitiatief in herbevestigd agrarisch gebied. Boerenbond vraagt dan ook om de voorliggende locatie voor de ontwikkeling van een lokaal industrieterrein te schrappen in de herziening van het GRS Diepenbeek.

    De VCRO vermeldt in art. 7.4.7: In afwijking van artikel 2.1.2, § 1, kan een gemeenteraad beslissen om een ruimtelijk structuurplan vast te stellen waarin geen bindend gedeelte is opgenomen. Dergelijk ruimtelijk structuurplan wordt overeenkomstig deze codex uitgevoerd middels ruimtelijke uitvoeringsplannen. De gemeente heeft ervoor gekozen om geen bindend deel aan de herziening van het GRS toe te voegen omdat de gemeente een toekomstgericht document wenst op te maken en geen elementen met bindend karakter wenst te koppelen aan haar beleid. De gemeente is van oordeel dat het richtinggevend deel voldoende duidelijk en onderbouwd is om haar beleid in de toekomst op een kwalitatieve wijze verder vorm te geven en uit te werken. Zij wenst haar beleid verder te ontwikkelen en te verfijnen door middel van ruimtelijke uitvoeringsplannen en andere beleidsplannen, en niet via bindende elementen in haar structuurplan. De gemeente zal na goedkeuring van de herziening van het GRS dan ook een RUP opstarten voor de ontwikkeling van een nieuw lokaal bedrijventerrein. De zone aangeduid in het document is louter een ‘zoekzone’. De exacte locatie zal in het RUP verder geconcretiseerd worden en gemotiveerd op basis van een locatiestudie. Indien er HAG wordt ingenomen zal er in ditzelfde RUP een compensatie dienen te gebeuren. De opmaak van dit RUP is al opgestart en er werd ook reeds een onderzoek gevoerd naar mogelijke compensatiegebieden. 

    Met betrekking tot de omzendbrieven vermeldt de website van het departement omgeving: “De volgende lijst vermeldt de niet afgeschafte omzendbrieven en richtlijnen. Het is nuttig te benadrukken dat een vermelding op deze lijst niet betekent dat deze omzendbrieven onverkort dienen te worden toegepast. 

    Deze omzendbrieven en instructies dienen te allen tijde te worden gelezen in het licht van de sinds hun ontstaan gewijzigde regelgeving en/of structuren. Dit voorbehoud geldt des te meer als het omzendbrieven betreft, die meerdere tientallen jaren oud zijn.”

    (minderheidsstandpunt afgevaardigde geleding landbouw)

     

    Bijkomend is er voor de realisatie van een gemeentelijk ruimtelijke uitvoeringsplan in herbevestigd agrarisch gebied een schriftelijk instemming van de Vlaamse Regering nodig om te kunnen afwijken van de hogere voorschriften. De voorschriften kunnen niet afwijken van de voorschriften van de provinciale en gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, tenzij de provincieraad, respectievelijk de Vlaamse Regering instemming daarmee verleent… De instemming wordt schriftelijk gegeven, uiterlijk op of naar aanleiding van de plenaire vergadering… (bron: VCRO, afd. 4, art. 2.2.18). Boerenbond vraagt om dit schriftelijk bewijs ter beschikking te stellen alvorens het geactualiseerde gemeentelijk ruimtelijk structuurplan definitief wordt goedgekeurd.

    Voorliggend dossier betreft een herziening van een GRS en geen ruimtelijk uitvoeringsplan. De ontwikkeling van een bedrijventerrein zal na goedkeuring van de herziening van het GRS op niveau van een ruimtelijk uitvoeringsplan verder moeten uitgewerkt worden. Indien hiervoor HAG wordt ingenomen zal in het ruimtelijk uitvoeringsplan een motivering worden opgenomen, en zal binnen het ruimtelijk uitvoeringsplan een planologische ruil worden doorgevoerd. Met deze planologische ruil kan zonevreemde landbouw zone eigen worden gemaakt. Het dienstverleningsgebied gelegen aan weerszijden van de E313 ter hoogte van Zwartveldstraat, Tierstraat en Zavelstraat komt hiervoor bijv. in aanmerking. Het schriftelijk bewijs waarover sprake zal in de procedure voor de 

    opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan worden gegeven. In deze procedure zal de exacte contour van het bedrijventerrein en compensatiegebied op perceelniveau bepaald worden. 

     

    Indien er alsnog een ontwikkeling komt van een lokaal industrieterrein moeten de elementen rond compensatie uit de omzendbrief HAG, RO/2010/1 worden meegenomen. Boerenbond vraagt om bij een eventuele inname, de betreffende oppervlakte, te compenseren in (al dan niet) agrarisch gebied via een herbevestiging. We wensen hier graag in mee te denken.

    De gemeente Diepenbeek heeft reeds een planproces opgestart voor de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein en het onderzoek naar mogelijke compensatiegebieden. Het dienstverleningsgebied gelegen aan weerszijden van de E313 ter hoogte van Zwartveldstraat, Tierstraat en Zavelstraat wordt naar voren geschoven als compensatiegebied. Vandaag wordt dit gebied volledig gebruikt ifv landbouwactiviteiten.  


     Slopen van zone-vreemde bedrijven

    Boerenbond benadrukt dat het essentieel is om de infrastructuur van de geherlocaliseerde bedrijven te slopen zodat nieuwe zonevreemde ontwikkelingen worden tegen gegaan. We gaan dan ook akkoord met de laatste alinea p. 179.

    Gewenste structuur van de open ruimte

    Naast de natuurlijke structuur bepaalt ook de agrarische structuur de structuur van de open ruimte, zowel op lokaal als bovenlokaal niveau. Tevens kan er ook al verwezen worden naar de goedkeuring van de Strategische Visie op 20 juli 2018. Het omvat een toekomstbeeld en een overzicht van beleidsopties op lange termijn, met name de strategische doelstellingen.Boerenbond vraagt om de herbevestigde agrarische gebieden toe te voegen op bovenlokaal niveau.

    De gemeente Diepenbeek heeft reeds een planproces opgestart voor de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein en het onderzoek naar mogelijke compensatiegebieden. Het dienstverleningsgebied gelegen aan weerszijden van de E313 ter hoogte van Zwartveldstraat, Tierstraat en Zavelstraat wordt naar voren geschoven als compensatiegebied. Vandaag wordt dit gebied volledig gebruikt ifv landbouwactiviteiten. 

    Voorstel: paragraaf rond gewestelijk beleid aanvullen met de visie omtrent de herbevestigde gebieden zoals weergegeven op de website:https://rsv.ruimtevlaanderen.be/RSV/Ruimtelijk-Structuurplan-Vlaanderen/Planningsprocessen/Landbouw-natuur-en-bo 

     

    “Ter uitvoering van het operationeel uitvoeringsprogramma werd het GRUP “Jongenbos en vallei van de Mombeek van Wintershoven tot Wimmertingen” opgesteld, dat ook delen van het grondgebied van Diepenbeek bevat. Het GRUP bevestigt de aanwezige natuurwaarden.“ → gelieve aan te vullen met de landbouwwaarden.

    “Binnen het GRUP voor de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Genk werd een deel van de Demervallei op het grondgebied van Diepenbeek mee opgenomen ter bescherming van de hier aanwezige natuurwaarden.” → gelieve aan te vullen met de landbouwwaarden.

    Aanvullingen

    De spontane natuurontwikkelingstroken tussen de N2 en het spoor ten oosten van Diepenbeek kunnen op termijn een natuurfunctie krijgen (op dit ogenblik landbouwgebied)” (p. 196) ➔ Boerenbond wenst hierbij op te merken dat dergelijke gronden ook in de toekomst van belang zullen zijn voor de landbouwsector en vraagt om deze te behouden als agrarisch gebied.

    Tussen het spoor en de N2 (oostelijk van de Nieuwstraat) ligt een bestaand bosje met grote natuurwaarden. Dit wordt geselecteerd als gemeentelijke natuurkern 4 (spoorbosjes (gebiedje dat vanzelf een natuurlijke successie ondergaat tussen spoor en N2)). Vandaag kent dit gebied al geen landbouwfunctie meer. Dit gebied betreft een waterziek gebied, dat is net ook de reden waarom de natuur hier enorm tot ontwikkeling is gekomen. Er wordt dan ook niet verwacht dat dit in de toekomst nog van veel waarde voor de landbouw kan zijn. Voor de rest van deze zone is het niet de bedoeling om een planinitiatief op te starten. De bestaande bestemming zal behouden blijven. Dit laat toe dat de zone op termijn meer een natuurfunctie krijgt maar neemt ook niet weg dat deze behouden blijft in functie van landbouw. Alleszins is deze zone aangeduid als een landbouwzone met te behouden KLE’s omwille van de vele KLE’s hier aanwezig.

     

     “De visie op de ontwikkeling van het landbouwwoongebied Zuid-Diepenbeek” (p. 166) ➔ Deze visie wordt samengevat door het behoud van KLE’s in agrarisch gebied en het behoud van de woonlinten en – clusters in een agrarische omgeving, beide eerder vermeld in het GRS. Een verdere ontwikkeling van het landbouwwoongebied, waarbij de term geen inhoudelijke lading heeft, is voor Boerenbond niet wenselijk.

    De herziening van het GRS ondersteunt een verdere ontwikkeling van woningen in dit gebied ook niet. 

     

    2. Emile Jagneau
    a) beslissing gemeenteraad wordt betwist omdat :
    -Een ‘niet aanwezig lid’ toch een ‘blanco’ stem heeft uitgebracht.
     -Eén lid geen meervoudig (i.c. 13-voudig) stemrecht kan hebben

    Met betrekking tot deze punten     geldt dat er juridisch uitgeklaard is dat er geen procedurefout gemaakt is en zijn de notulen van de gemeenteraad correct opgemaakt maar is er bij het afprinten een materiële fout gemaakt. 


     b)Er is onduidelijkheid over de gewenste bestemming van de eigendom van de bezwaarindiener omdat op verschillende kaarten binnen het richtinggevend deel een verschillende aanduiding is weergegeven voor desbetreffend eigendom (kaart 6 parkgebied, kaart 31 en 33 bestaand gebied voor waterberging en natuurontwikkeling, kaart 12 ontwikkelingslocatie bedrijvigheid/school/leisure, kaart 15 recreatiecluster, kaart 34 eigendom niet opgenomen bij het Demerstrand). Bezwaarindiener meent dat deze bestemmingen niet met elkaar verenigbaar zijn en dit zal aanleiding geven tot rechtsonzekerheid en vraagt wat de toekomstige bestemming zal zijn. Bepaalde keuzes kunnen aanleiding geven tot planschade.

    Het is niet de bedoeling om de eigendom van de bezwaarindiener bij het recreatiegebied Demerstrand in te lijven. De aanduiding op kaart 6 als parkgebied betreft de huidige bestemming volgens het gewestplan. Aan deze bestemming zal niets gewijzigd worden. Het kasteel van Diepenbeek met omringend kasteeldomein betreft waardevol erfgoed dat in haar ere bewaard dient te blijven. Deze nuanceringen zullen op kaart 12 en 15 worden gemaakt. 

    De eigendom van bezwaarindiener is een groene stapsteen in het centrum van Diepenbeek, en dat wenst de gemeente ook op deze manier te behouden


    c)Bezwaarindiener haalt aan recent een vraag tot aanleg van een mountainbikeberg te hebben ontvangen en heeft hier een aantal bezwaren bij. In de herziening van het GRS werd het woord mountainbikenetwerk toegevoegd. Bezwaarindiener wenst dat er bij het mountainbikenetwerk uitdrukkelijk wordt toegevoegd dat dit enkel kan mits inspraak van de aanpalende eigenaars uit de ruimere omgeving (dit omwille van de bezwaren rond privacy, wijziging waterhuishouding, mogelijke bodemverontreiniging) die er zijn bij de aanleg van de mountainbikeberg.
     d)De naam van bezwaarindiener is op verschillende plaatsen in het document fout geschreven.

    Bij een vergunningsaanvraag hebben de aanpalende eigenaars via de te voeren procedure inspraak in de vergunningsaanvraag en kunnen er tijdens het te voeren openbaar onderzoek opmerkingen en bezwaren worden geformuleerd. Aangezien dit in andere wetgeving geregeld is, is het niet noodzakelijk deze passage toe te voegen in de herziening van het GRS. 

     

    3. Georges Coenen
     Geen rechtsgeldige beslissing gemeenteraad – bijgevolg ook geen rechtsgeldig openbaar onderzoek mogelijk.. Bij de stemming op de gemeenteraad omtrent de voorlopige vaststelling van de herziening van het GRS hebben zich fundamentele fouten voorgedaan waardoor de stemming ongeldige resultaten heeft afgeleverd. En het dossier daardoor niet als voorlopig vastgesteld mag worden beschouwd.

    Zie voorgaand bezwaarschrift

     

    Er dient een rechtszettingsbericht te worden gedaan in het Belgisch staatsblad, op de gemeentelijke website (bekendmaking beslissingen gemeenteraad en bekendmaking openbaar onderzoek GRS), in de kranten waarin het openbaar onderzoek werd aangekondigd en in het gemeentelijk informatieblad omwille van het niet rechtsgeldig goedkeuren van de voorlopige vaststelling van het GRS.

    Chaotisch en moeilijk leesbaar-interpreteerbaar dossier.De titel van het dossier wordt op verschillende plaatsen anders vermeld en dat schept verwarring.
    Er wordt niet aangeduid wat er precies herzien wordt of geactualiseerd.Er wordt nergens, maar dan ook nergens gesteld wordt dat het oude GRSP opgeheven wordt door het thans vooropgestelde GRSP.
     Er ontbreekt een gecoördineerde tekst waardoor het document bijzonder moeilijk leesbaar en hanteerbaar wordt. Zonder dat de burgers voldoende juiste accurate en volledige kennis van zaken kunnen opdoen om oordeelkundige opmerkingen en bezwaren te kunnen formuleren, kan er zeker geen openbaar onderzoek doorgaan en zeker niet rechtsgeldig gehouden worden.

    Bij het uitleggende tekstbundel dient men vast te stellen dat men gewoon langsheen de meest prangende en ernstige problemen heen praat. Zeker wanneer het gaat om vroegere beslissingen en inschattingen gemaakt door zelfde personen als, die thans het actuele GPRS dossier behandelen.

    a. BV. Op Rooierheide en omgeving waar er in 2006 voorzien werd de samen inplanting van studentenkoten met reeds bestaande en op te richten woningen.

    b. Het in twee kappen van de gemeente Diepenbeek doordat alle overwegen van Hasselt Centrum tot en met Bilzen Centrum gesloten worden alsook dat voor Diepenbeek als ‘compensatie’ de N2 vanaf de Waardestraat tot aan de N76 aan ten noorden aan de overzijde van het spoor aangelegd wordt.

    De gewestweg N2 (Brussel-Maastricht) wordt angstvallig verzwegen zowel in zijn huidige loop als zijn op dit ogenblik aangelegde bedding.

    Dit alhoewel de gemeente via de uitgereikte bouwvergunning beschikt over al de plannen die TUC-Rail-Infrabel-NMBS thans uitvoerende is inzake sluitingen en verleggen van de N2, om nog maar te zwijgen van randfenomenen als het heraanleggen van het plein der Spoorstraat tot autoparkeerplaats bij de stopplaats van de trein aldaar, de aansluitingslussen van de omleiding van de N2 op de N76 en op de bedding der oude N2 verder naar Bilzen. Alhoewel deze plannen op actueel ogenblik uitgevoerd worden met grote werken wordt dit alles doodgezwegen.Nochtans is dit twee splitsen van de gemeente zeker een voldoende belangrijke feit en zelfs zo mogelijk de meest belangrijke wijziging met wel heel erg bijzondere draagwijdte voor de burgers, hun totale maatschappelijk leven, het gemeentelijk bedrijfsleven, het handelsleven, het milieu omwille van al het omrijden om van de ene zijde van het spoor naar de andere zijde van het spoor te kunnen komen, dit met alle mobiliteitsverschuivingen en mobiliteitsproblemen met zijn gevolgen, en noem maar op. Dergelijk probleem, dat een allesomvattende draagwijdte heeft, wordt bij het onmogelijke gewoon doodgezwegen en in de doofpot gestoken met verwijzing naar een overjaarse mobiliteitsstudie, uitgevoerd een decennium geleden, wanneer er nog niet eens sprake was van dit alles.

    Een verder gevolg van het niet aanduiden van de omleidingsweg N2 is dat er aangeduid wordt aan de noordzijde van de spoorweg op de oostelijke kant van de Stationstraat en de hoek om langs de omgeleid zijnde N2 een zone voor midden en grootschalig winkelen voorzien wordt. Dit dan uiteraard ook nog eens gelegen deels op de plaats van de omleidingsweg... Daarbij komt dan ook nog eens
    - dat daar waar men in deze tijd vlotte verkeersafhandeling van omleidingswegen nastreeft, men te Diepenbeek verkeershinderlijke activiteiten gaat inplanten aan omleidingsweg...
    - dat in een tijd, waarin iedereen verlost zou willen zijn van de midden en grootschalige winkelcentra aan omleidingswegen verlost wil zijn, te Diepenbeek men precies aan een omleidingsweg dergelijke inplanting gaat doen.
    op datgene wat er medegedeeld wordt dient dan vaak nog vastgesteld dat er op de plannen allerhande leemtes dienen vastgesteld:
    c. Er wordt gebruik gemaakt van oude kaarten van 2006 of vroeger in de tijd bijv. kaart 26 (RD).
    d. De kaarten zijn soms zodanig klein dat zij moeilijk leesbaar worden bijv. kaart 15 (RD).
    e. De legende ontbreekt soms op de kaarten bijv. kaart 3, 37 (ID)
    f. Er is soms een onduidelijk en dubbelzinnig te interpreteren legende bijv. kaart 38 (ID).
    g. Er zijn soms aanduidingen op de plannen die niet in de legende terug te vinden zijn bijv. kaart 15 rood gearceerde gebieden (RD)
    h. soms staan er manifeste onwaarheden op de kaarten bijv. op de kaart nr. 26 van het richtinggevend deel waar er vermeld wordt “concentratiezones van handel en diensten (volgens BPA)” terwijl er ter plaatse op de aangeduid zijnde plaatsen er geen enkel BPA bestaat!
     i. Soms spreken de kaarten mekaar zelfs tegen bijv. kaart 15 richtinggevend deel voor de aanduiding van de recreatiecluster, die niet overeenstemt met de begrenzing op de kaart 34 van het richtinggevend deel met opgave van de gewenste recreatieve structuur.

    Vooraleer een openbaar onderzoek te starten dienen fouten en leemten uit het document te worden gehaald.

    Het werkt bijzonder storend wanneer men zich beroept op uitgevoerde studies wanneer deze studies een decennium of nog ouder zijn en waarbij men dan stelt dat er sedertdien niets aan de toestand gewijzigd is, dit terwijl men goed genoeg weet dat er ondertussen heel wat gewijzigd is. Idem dito voor de bij het ter openbaar onderzoek gestelde GRSP voorkomende steenoude kaarten. En zelf onderneemt het voorgelegde GRSP ook al geen poging om de totaal gewijzigde toestand bij te benen. Het resultaat is oude wijn uit oude vaten. Met andere woorden een volkomen waardeloos totaal door de tijd achterhaald GRSP. Eens te meer dient aan de planopmakers aangezegd dat een RSP bij uitstek een planning- en beleidsinstrument voor de TOEKOMST is en zeker geen plan bestemd voor een achterhaald historisch verleden of heden. Een GRSP is geen kortzichtig instrument doch wel een instrument waar toekomstige planning op langere en lange termijn zich naar kan en moet kunnen richten.
    Bemerkingen omtrent creatie bijkomende bedrijvenzone Elshouterveld. De gemeente haalt zelf aan dat de landbouwgronden van het Elshouterbosveld voorwerp zijn geweest van de ruilverkaveling Vliermaalroot, zijnde nog niet zo heel lang afgesloten. Op dergelijke landbouwgronden, die voorwerp geweest zijn van ruilverkavelingsgebieden is het wettelijk verboden om bedrijventerreinen te voorzien.
     Bezwaarindiener heeft dienen te zoeken naar het nieuwe bedrijventerrein om uiteindelijk te belanden bij het onooglijk kleine terrein aan de zuid zijde van de Katteweidelaan. Daarbij gaat dit kleine terrein nog kleiner worden vermits er nog gronden van afgenomen gaan worden voor de aansluitingslussen van de omleidingsweg rond Diepenbeek N2 op de weg N76...

    Bij dergelijke kleine terreinen gaat elk schaalvoordeel, beginnende bij de aanleg van het bedrijventerrein, over de aanleg voor de nodige barrières tegen de hinder veroorzaakt door de bedrijven, tot de samenwerking tussen de gevestigde bedrijven, helemaal verloren.

    Inzake het centrum

    Vermits de meeste verantwoordelijken van de gemeente Diepenbeek echter zeker zijn van en zweren bij het gouden kalf van de Spartacustram, van wie zij gouden eieren van verwachten, dient gesteld dat op GRSP van de tram maar bitter weinig te merken valt. Alleszins zouden toch minstens moeten voorzien zijn de nodige infrastructuur voor de Spartacustram en zijn werkingsomgeving. Deze tram dient bevoorraad te worden met reizigers samengebracht van uit het hinterland, die met de tram verder reizen naar hetzij Maastricht hetzij naar Hasselt, om daar met de trein nationaal of internationaal verder te reizen. Aldus moet de stationsomgeving toegankelijk zijn voor de grote bussen, kleine bussen, camionettepersonenvervoer en taxi’s, die de reizigers aanvoeren. De haakse bochten bij begin en einde der Spoorstraat hebben reeds sedert aanleg van het Spoorplein in 1954 bewezen dat zij alleszins voor bussen een onoverkomelijke toegankelijkheidshinderpaal zijn. Evenzo dienen er veilige afstap- en opstapplaatsen aanwezig te zijn die aansluiten op veilige toegang voor de reiziger naar de perrons. Niets van dit alles is echter voorzien. Geen enkel spoor ervan is terug te vinden op de plannen, niet aan noord zijde en niet aan zuid zijde van de perrons.
    Omtrent het probleem van het groen wordt er wel bijzonder weinig concreets naar voren gebracht hoe men gaat zorgen voor afdoende groen in het Centrum van het verstedelijkt Diepenbeek.
     De groene as naar de overkant van de N2 naar de parking van de Carrefour en andere handelszaken is onbegrijpelijk. Of voorziet de Gemeente het onteigenen van gronden om een park aan te leggen op het geheel of een stuk van de parking die dit commercieel gebied zo broodnodig heeft om te voldoen aan het vereist aantal parkeerplaatsen.

    Zelfde dient gezegd omtrent de groene as getekend naar de Sint-Janswijk. En totaal onbegrijpelijk is de getekende groene as naar het bedrijventerrein...

    Bij dit alles dient dan ook nog eens vastgesteld dat de nood aan ECHT groen het grootst is in het centrumgebied waar er volle bewoningsconcentratie nagestreefd gaat worden. Het dient gezegd dat er aldaar totaal geen nieuwe groengebieden gepland worden. Nochtans is concentratie een zaak en het voorzien van het daarbij horende voor gezonde bewoning vereiste groen een andere zaak.

    Daarbij kunnen de royaal getekende groene vingers voor het groen van het buitengebied niet helpen. Bij de gewone dagelijkse bewoning hebben de in appartementen verblijvende centrum-bewoners geen enkele baat met dit veraf gelegen groen. De groene stapstenen brengen ook al geen enkel baat bij vermits hiermee geenszins het benodigde nieuw groen voorzien wordt. Dit groen van de groene stapstenen wordt zelfs niet eens aangeduid op het richtinggevend plan voor het Centrum... bv. schoverikplein. Ook het nog bestaande groen aan het seniorenhuis wordt niet aangeduid op de GRSP plannen ... wellicht omdat het als voorheen gezegd dient te wijken voor gebouwen en/of bijkomende parkings, al dan niet ten behoeve van de gemeente. En in elk geval worden geen nieuwe groen gebieden aangeduid,waarvoor er onteigening voorzien wordt.
    Inzake de bewoning op Rooierheide met de studentenhuisvesting.

    4. 36 identieke bezwaren met betrekking tot studentenhuisvesting
     1. De bezwaarmakers hebben in het GRS terug gevonden dat de gemeente Diepenbeek expliciet vermeld onder punten: “6.1.3 De universitaire campus Limburg , 7.2.6 De visie op de Steenweg: een ruimer woongebied, 7.2.8 De visie op studenten- en campus gerelateerde huisvesting , dat nieuwe koten gebouwd dienen te worden op de “rode lijnen” zoals vermeld op kaart RD 26 : perimeter studentenhuisvestiging.

    De herziening van het GRS neemt geen verplichting tot het bouwen van nieuwe koten op de “rode lijnen’op. De gemeente wil een ongebreidelde ontwikkeling van studentenhuisvesting voorkomen door een duidelijke visie uit te schrijven omtrent de mogelijke locatie van studentenhuisvesting. De gemeente wenst de studentenhuisvesting zo dicht mogelijk bij de campus te voorzien. Hierbij wordt duidelijk aangegeven dat prioriteit gaat naar de invulling van de projectzones voor campus gerelateerde huisvesting voorzien in het GRUP afbakening regionaalstedelijk gebied Hasselt Genk. Binnen de straten rondom de campus wordt de bouw van studentenhuisvesting nergens verplicht. De gemeente houdt de ontwikkeling van studentenhuisvesting nauw in de hand door inventarisatie van bestaande studentenhuisvesting en door behoeften duidelijk in beeld te brengen, samen met de universiteiten en hogescholen. Nieuwe projecten kunnen maar worden toegestaan als hier ook een duidelijke nood voor is. En zoals al aangegeven gaat voor nieuwe projecten prioriteit uit naar de zones zoals voorzien in het GRUP. 

    Om tegemoet te komen aan de bezwaren omtrent de studentenperimeter wordt voorgesteld om een ‘stand still’ principe in te schrijven voor de woonstraten rondom de campus met rode aanduiding: huidige koten mogen blijven bestaan maar nieuwe ontwikkelingen worden niet ondersteund tenzij de overige zones (nl. de projectzones en de uitbreidingszone ten westen van de Ginderoverstraat) uitgeput zijn en er toch nog een behoefte blijkt. De GECORO stelt dan ook voor om een ‘stand still’ principe op te nemen voor nieuwe studentenhuizen in de woonstraten rond de campus. 


    Overlast van studenten op de koten
    Door de inplanting van de koten verspreid over de vele straten zorgt de verplaatsing van de studenten in de avonden en nachten onvermijdelijk voor overlast. Dit in het verleden maar ook in de toekomst. De politie interventies voor orde handhaving is ontoereikend en ook niet praktisch haalbaar (en betaalbaar). De interventies komen enkel na aanhoudende ergernis en te laat, tevens zijn ze maar voor “enkele minuten” geldig. De overlast zal alleen maar toenemen door het gepland groeiend aantal studenten op de Campus.
    Daar boven op, door de afwezigheid van betaalbare ontspanningsmogelijkheden voor de studenten moeten zij noodgedwongen hun vertier op kot zoeken. Deze koten zijn daarvoor niet bestemd en uitgerust. De buren dienen dan ook vaak zelf tussen te komen. Deze tussenkomsten zorgen voor stress bij de bewoners en vaak gevolgd door “wraakacties” van de studenten die zich uiten in pesterijen. Ieder jaar opnieuw gezien het om “niet residentiele” en zeer tijdelijke bewoning gaat.
    De buurtbewoners kunnen hun enkel beschermen tegen de overlast door eigen investeringen in geluiddempende en doorzicht verminderende scheidingswanden, rolluiken, extra huis isolatie. Maar kunnen niet meer gebruik maken van hun eigen tuin. Indien men bezwaar maakt tegen de bouw van een nieuw studenten kot wordt enkel de inplanting van het gebouw geëvalueerd, niet de bewoning.
     Met dit nieuw ruimtelijk structuurplan, kan een nieuwe toekomst visie beschreven worden die de groei van de noodzakelijke studierichtingen en daardoor studenten koten wel kan plaatsen rond de Campus.

    De herziening van het GRS kan geen oplossing bieden aan overlast die niet van ruimtelijke aard is. De gemeente is binnen de herziening van het GRS beperkt tot het formuleren van een ruimtelijke visie mbt studentenhuisvesting meer bepaald waar, en onder welke ruimtelijke randvoorwaarden, studentenhuisvesting is toegestaan. Zoals al aangegeven wenst de gemeente de studenten zo dicht mogelijk bij de campus te houden om overlast tot een minimum te beperken. De teksten geven al duidelijk weer dat aanvragen in de straten met de nodige terughoudendheid dienen te worden beoordeeld en dat prioriteit gaat naar de voorziene projectzones. Bijkomend wordt voorgesteld om een stand still principe in te schrijven voor de woonstraten rond de campus (rode aanduidingen) in de herziening van het GRS.  


    Inpassing in de omgeving
    Bezwaarindieners verwijzen naar passages uit het informatief deel.
     De gemeente heeft in de afgelopen jaar niet laten zien dat ze studenten woningen konden inpassen in de mooi groene omgeving en de normale woningbouw karakteristieken. De zorg voor de gewone burger was niet aanwezig. De bewoners van de Campus zone hebben niet het vertrouwen dat de gemeente dit in de toekomst wel zal doen.

    Dit betreft geen ruimtelijk bezwaar.

     

    Geen overeenstemming met toekomst visie en de uitwerking in het nieuw voorgestelde Ruimtelijk structuurplan
     Het is niet juist van de gemeente om in hun ruimtelijk structuur plan eenzijdig uitbreiding van de studenten koten te voorzien zonder dat dit past in de globale visie.Een globale visie waar niet alleen universiteit, hogescholen, raad van bestuur campus mee bezig is maar tevens het Provinciaal Ontwikkelingsmaatschappij Limburg (POM) en andere sterke partners.

    Zoals zelf door de gemeente geopperd onder “4.2.2.2 Gemeenschapsvoorzieningen“ moet eerst het “Masterplan signaalgebied en Campus Diepenbeek” afgewerkt zijn vooraleer de gemeente iets over de Campus zone eenzijdig kan vast leggen, … wat een ontwrichting van de invulling van dit Masterplan kan bewerkstelligen.

    De visie van de gemeente rond de studentenhuisvesting houdt rekening met de visie uit het masterplan signaalgebied en campus Diepenbeek door een zone voor geïntegreerde campus gerelateerde huisvesting aan te duiden waarbinnen op langere termijn ingezet wordt op de ontwikkeling van een mix aan functies (uitbreiding campus maar ook campusgerelateerde huisvesting). De aangeduide zone komt overeen met de zone voorzien in het GRUP afbakening regionaalstedelijk gebied Hasselt Genk (dat de basis vormt voor het masterplan signaalgebied en campus Diepenbeek).  

     

    Geen overeenstemming in wat men schrijft in Ruimtelijk Structuurplan en wat men zegt
     De schepen van Ruimtelijke Ordening en de Burgemeester van Diepenbeek laten ons persoonlijk mondeling en in de krant weten dat de gemeente geen nieuwe bouwvergunningen zal verlenen op de “rode lijnen-linten”. Als dat zo is … waarom staat dan het tegenovergestelde vermeld in het nieuwe voorgesteld Ruimtelijk Structuurplan?

     Geen juiste bestemming van de rode lijnen vermeld in Gemeentelijk structuurplan.
     De gemeente laat via de krant weten (vertegenwoordigd door de schepen van ruimtelijk ordening en burgemeester) dat de lijnen noodzakelijk zijn ter voorkoming van “zone vreemd worden” van de bestaande koten. De rode lijnen hebben, in combinatie met bezwaar punt 2.3, een dubbele betekenis volgens de gemeente. Het staat zo niet vermeld in de legende of de tekst van het Ruimtelijk Structuur plan. De gemeente moet deze 2 betekenissen van elkaar scheiden als ze van mening zijn dat studentenkoten als zonevreemd zouden kunnen worden beschouwd als er geen inplantingsplan of bestemmingsplan gedefinieerd is. Dus een kaart die benoemd waar nieuwe studenten koten gebouwd mogen worden en een kaart die vrijwaart dat bestaande koten als zonevreemd bestemd kunnen worden.

    Zie voorstel tot invoeren van het stand – still principe

     

    Kaart RD26 komt niet overeen met de realiteit en de toegewezen functies
     Als men de gepubliceerde kaart RD26 bestudeerd ziet men dat daarop al koten vermeld staan die NIET op de rode lijnen liggen en dus nu reeds – volgens de uitspraak van de gemeente - zone vreemd zijn gelegen. Tevens is de kaart met bestaande studenten koten niet up-to date, het is dezelfde kaart als in het Structuurplan van 2006. Er zijn nog meerdere koten IN en Buiten de campus zone. Deze is natuurlijk in de tijd niet up-to-date te houden, maar bij visie vorming en het publiceren van een nieuw ruimtelijk structuurplan MOET van het juiste uitgangspunt vertrokken worden. Zo kan men goed vast leggen waarom bepaalde beslissingen genomen worden. Indien de gemeente wil voorkomen dat de koten zone vreemd worden (zijn), dient ze hiervoor een aparte kaart aan te maken met de juiste doelstelling. Niet een combinatie met geplande uitbreidingszone…. In het vorig Ruimtelijks Structuurplan was er een paragraaf “7.6 het beleidskader van zonevreemde woningen” voorzien, die momenteel geschrapt wordt. Soortgelijk is uit te werken voor Studentenhuisvestiging.

    Studenten koten in de omvang en hoeveelheid zoals ze tegenwoordig geplaatst worden zijn zone vreemd volgens de bepalingen in het nieuwe Ruimtelijk structuurplan.
     In “8.2.4 De visie op de ontwikkeling van de verspreidgelegen bedrijven” is er een paragraaf gewijd aan zone vreemde bedrijven. Aangezien , naar schatting, meer dan 95 % van de koten door bedrijven gerund worden en de omvang van het geheel aan studenten koten zo groot is geworden, is onderstaande invulling van kaart/schema RD 28 ook toe te passen.

    Een specifieke kaart waar de huidige koten op staan en als zone vreemd worden beschreven maar wel ingepland – aanvaard is daarmee een noodzakelijkheid. Maar moet los staan van de visie waar nieuwe koten mogen komen.

    Juridische afdwingbaarheid tot koten bouw.
     De gemeente plaatst zichzelf in een onhoudbaar juridisch kader door kaart RD 26 met de rode lijnen te handhaven. De ondernemers investeren in het kopen van gronden en huizen met de achterliggende gedachte er koten op te plaatsen, op zoek naar de logische “Return Of Investment”. Dat is hun goed recht en zij kunnen de gemeente juridisch de bouw van koten afdwingen omdat het zo in het Ruimtelijk uitvoeringplan bestemd is. De gemeente kan hun uitspraak en belofte op termijn om geen koten te bouwen op de rode lijnen niet behouden. Voorbeelden van deze juridische afdwingbaarheid heeft zich in 2016-2017 nog afgespeeld bij de toenmalig vrijgave van 200 koten, waar buurtbewoners niets konden inbrengen tegen de bouw van die koten.

    Gebrek aan transparantie – onduidelijkheid voor bewoners en investeerders.
     Er is via de “afbakening regionaal stedelijk gebied Hasselt Genk “ in 2012 een gebied rood/wit ingekleurd waar duidelijkheid is voor buurtbewoners en investeerders dat daar universitair gerelateerde bewoning komt. Dit kan van alles zijn. Maar wat met de andere gronden en huizen die al opgekocht zijn voor studenten koten? De investeerders krijgen te horen dat er NU niet gebouwd mag worden omdat er geen koten vrijgegeven zijn. Zo staat ook vermeld onder “7.2.8 De visie op studenten- en campus gerelateerde huisvesting”.

    Waar komen de eerst volgende koten? Er MOET reeds een lijst zijn van bestemde gronden en huizen om bij vrijgave van quota gebruikt te worden. Op voorhand vraagt de investeerder na of zijn perceel zo gelegen is dat “de ligging en de inpasbaarheid in de omgeving” voldoen.
     Dus de aanvragen moeten bekend zijn. Bij navraag op de gemeente wordt aangegeven dat zo’n lijst NIET bestaat. Echter is dit door de bezwaarmakers moeilijk te begrijpen, zeker ook in het oogpunt van de investeerders die ook zekerheid willen van hun investering. Transparantie in deze is noodzakelijk voor alle partijen…. Wie en waar mag het eerste bouwen… De bezwaarmakers beroepen zich op “openbaarheid van bestuur” die sinds 1993 in de grondwet artikel 32 is vastgelegd om de gemeente te vragen deze lijst vrij te geven.

    Onduidelijke verwijzing naar project zones
     Er wordt aangegeven dat er niets vermeld staat in het GRS over afbakening regionaalstedelijk gebied Hasselt-Genk gevolgd waar de ontwikkelingsfasen I, II, III en IV reeds aangegeven zijn en dat dit wel dient opgenomen en besproken te worden.

    Onaanvaardbaarheid dat nieuwe studentenkoten projecten nog in de woonlinten (geplande rode lijnen kaart RD 26) verwezenlijkt worden.
     Dit ten gevolge van de huidige omvang van de projecten en het reeds groot aantal gerealiseerde projecten: de woonfunctie in de straten staat onder druk. Volgens de bewoners is het NU al teveel, NU al onaanvaardbaar, NU als is de draagkracht overschreden. De gemeente moet na de 40 jaar ervaring met studenten huisvestiging inplanting toch reeds voldoende ervaring hebben dat de overlast van studenten koten in een woonlint dermate groot is dat ze ontoelaatbaar moet zijn. Toch wordt er vermeld dat men dit wil blijven doen. Dit komt wel overeen met Artikel 5.1.0 van het K.B. van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen (Inrichtingsbesluit) bepaalt het volgende met betrekking tot woongebied: “De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

    Bewoners van de Campusbuurt stellen dat de inplanting van studentenkoten op de rode lijnen kaart RD 26 als een “eenheid” moet beschouwd worden en niet als versnipperde individuele projecten waar slechts links en rechts van het perceel dient gekeken te worden.
    Gesteund door de Vlaamse Codex voor Ruimtelijke Ordening vinden de bezwaarmakers dat de verdere ontwikkeling van koten bouw in de rode straten van kaart RD 26 dient gestopt te worden. Dit vanwege
    a. de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid die overstegen wordt met de koten bouw.
    b. De hinderaspecten zijn onaanvaardbaar groot
    c. het gebruiksgenot voor de residentiële bewoners is tot een diepte punt gedaald
    d. het veiligheidsgevoel in het algemeen de woonbuurt is laag
     e. maar vooral hebben de bewoners te leiden onder de psychische en relationele gezondheidsproblemen.

    Onvoldoende beschrijving van de bepalingen over inpasbaarheid
     Op de info vergadering werd de vraag werd gesteld hoe die draagkracht door de gemeente bepaald wordt. Daar had de gemeente nog niet over nagedacht. De gemeente stelde voor dat de bewoners zelf wat zouden uitwerken. Dit is geen aanvaardbaar antwoord en dient eerst uitgewerkt te worden alvorens het ruimtelijk structuurplan goedgekeurd kan worden. Getallen geven weer dat de bewoners van de Campus zone op bepaalde stukken nu al in een sociaal isolement bevinden… en dat met de uitbreiding de gehele zone onbewoonbaar maakt. De gemeente heeft geen eenduidige stelregels HOE de inpassing toe te passen.

    Nieuwe koten opnemen in het Masterplan
     Zowel de provincie, Vlaamse Bouwmeester, onderwijsinstellingen op de Campus als de gemeente willen de verdere ontwikkeling van zone aan de overkant van de Ginderoverstraat. Gebruik deze visie ipv de woonstraten verder te belasten en aan te tasten met een bewoning die er niet thuis hoort.

    Onduidelijkheid in paragraaf 7.2.8 … deze paragraaf dient verwijderd te worden
     In paragraaf “7.2.8 De visie op studenten- en campus gerelateerde huisvesting” staat vermeld : Dit hoofdstuk moet beschouwd worden als een suggestie aan de provincie. Daaronder komt de volledige beschrijving van de visie en de gewenste uitvoering van de gemeente over de Campus zone. Dit kan niet. Het ruimtelijk structuur plan is definitief ter uitvoering voor de komende visie horizon (15-20 jaar?) Het kan dus niet dat een groot deel enkel ter “suggestie” is opgenomen. Als de gemeente enkel een suggestie wil doen naar de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij, of het provincie bestuur. Dan moet ze daar een aparte nota van maken ter bespreking in de werkgroep rond het Masterplan Campus en 7.2.8 schrappen.

    Opname van kleinschalige studentenkamer verhuur.
    Uit onderzoeken van de universiteit is er nood aan zeer kleinschalige studenten koten. Hiermee wordt bedoeld rustige kamers gelegen in gebouwen tot maximum 5 kamers. Vele studenten vragen aan de dienst huisvestiging expliciet naar kamers waar rust en privacy heerst om hun slaagkans in de studie te maximaliseren. Hier kan een win – win situatie optreden voor de bewoners van de Campus zone. Dit uit sociaal oogpunt. Bijvoorbeeld bij oudere koppels waar ruimte vrij is door bijvoorbeeld vertrek van de kinderen, kunnen deze studenten zorgen voor een langere tijd dat deze oudere mensen alleen kunnen wonen. Zowel op het gebied van gezondheidscontrole, zingeving in de dag activiteit, als sociale eenzaamheid.
     De bezwaar hebbenden pleiten dan ook voor de opname van een paragraaf waar deze kleinschalige studentenkamer verhuur mogelijk wordt.

    Tegenstrijdige bestemming van de zone voor geïntegreerde campus gerelateerde huisvesting
    1 gebied krijgt 2 tegenstrijdige bestemmingen nl:
    f. het gebied “geïntegreerde campus gerelateerde woonontwikkeling” vermeld door de gemeente in het nieuw voorgestelde ruimtelijk structuur plan
     g. “uitbreiding natuurgebied” beschreven door Het Agentschap Natuur en Bos (ANB) en minister van Natuur Zuhal Demir op 9-06-2020.

    Het ruimtelijk structuur plan kan – mag geen kaarten, doelstellingen, visies bevatten die nu al tegenstrijdig en onverenigbaar blijken. Dit moet eerst opgehelderd worden alvorens de gehele Campusbuurt kan behandeld worden in het Ruimtelijk Structuur plan.

    Ontbreken van visie en aanzet tot handelen naar duurzaam overlast beleid voor bestaande koten
    Zoals in bovenstaande paragrafen geargumenteerd wordt de buurt heden ten dage geplaagd door de bestaande koten waar geen goed beheer is van de overlast.
    De gemeente gaat ervan uit dat de ordehandhaving op de koten en hiermee overlast naar de buurt zich zelf reguleert doordat de omwonenden de politie inschakelt. Dit is geen DUURZAAM beleid en is een blijvende kost voor de belasting betaler. De koteigenaren kunnen niet gedwongen worden tot preventieve maatregelen.
    Met dit bezwaar willen de bezwaarhebbenden de gemeente aanzetten tot toepassen van hetgeen ze voorstellen voor de nieuwe koten onder “7.2.8 De visie op studenten- en campus gerelateerde huisvesting” en wat niet vernoemd werd in het vorige Ruimtelijk Structuurplan.
     Namelijk: Bij de ontwikkeling van de projectzones vormt behoud van de privacy naar omwonenden toe een bijzonder uitgangspunt. Bij de ontwikkeling dient zowel aandacht te gaan naar de inplanting van de gebouwen als naar de inrichting van de omgeving errond.

    De bezwaarhebbenden refereren hiermee naar de bestaande koten die niet ingericht zijn om hun niet – residentiele bewoners ook de mogelijkheid te geven geen overlast te bezorgen tijdens hun ontspanning. Vele bestaande koten hebben geen afgebakende plaats met bijvoorbeeld een geluidsmuur waarachter de studenten “hun ding kunnen doen“ zonder de buren overlast te bezorgen. Bijvoorbeeld de plaats waar bijvoorbeeld een barbecue staat, afbakening van tuin, opritten, fietsen stallingen.

    De bezwaarhebbenden pleiten dan ook voor de oprichting van een gemeentelijke werkgroep die de bestaande koten gaan auditeren op overlast. Door dit op te nemen in het Ruimtelijk Structuur plan kan de gemeente de eigenaren van bestaande koten actie afdwingen. Dit zorgt voor duurzame oplossingen en meer aanvaardbaar overlast beleid in de campusbuurt

    Een ruimtelijk structuurplan legt een visie vast en verandert geen bestemmingen. Dit kan enkel gebeuren met een ruimtelijk uitvoeringsplan. Dergelijke plannen worden opgemaakt ter uitvoering van een ruimtelijk structuurplan. De studentenhuisvesting ligt vandaag binnen woonzone conform het gewestplan. In deze zones is de realisatie van studentenhuisvesting mogelijk. De term zonevreemd is in die zin niet juist gekozen. Het gaat er eerder om dat het binnen de visie niet wenselijk is om studentenhuisvesting nog verder uit te breiden buiten de aangeduide zones binnen de studentenperimeter. Buiten de perimeter kan de bestaande studentenhuisvesting bestaan blijven maar zal de gemeente geen nieuwe projecten meer te vergunnen. Op het moment dat de studentenhuisvesting uitbating hier stopt, dan zal er later geen vergunning meer kunnen afgeleverd worden om deze vorm van huisvesting opnieuw in de markt te brengen. 

     


    BESLUIT


    De GECORO verleendt met eenparigheid van stemmen een gunstig advies over het ontwerp Actualisatie en beperkte herziening van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan mits rekening gehouden wordt met bovenstaande opmerkingen.


Publicaties

Besluitenlijst